De foto toont de littekens van hondenbeten die Abdul Nabi (30) in Uruzgan opliep bij zijn arrestatie op 7 augustus. Volgens Defensievoorlichting zou deze Abdul “een grote Talibanboef” zijn en zich hebben opgehouden in dezelfde Khala als de Taliban-schaduwgouverneur Bari Ghul. Na arrestatie door Australische Special Forces wist hij zich van zijn boeien te bevrijden en viel hij de hondengeleider aan. Waarna de beten volgden. Waarom Nabi ondanks zijn nauwe contacten met de Taliban toch na drie weken werd vrijgelaten is de woordvoerder niet duidelijk. Zelf verklaarde Nabi tegenover mij dat hij na het irrigeren van zijn land plots thuis werd overvallen en tegen de muur werd geworpen en op zijn gezicht geslagen. “Ze lieten een hond me bijten.” Dat de hond tegen boer Nabi is ingezet om een vluchtpoging te verijdelen of om eventueel zijn verzet bij arrestatie te breken, lijkt onwaarschijnlijk. De beten staan niet in een arm of kuit maar in beide bovenbenen op vrijwel dezelfde hoogte. De littekens lopen voornamelijk horizontaal wat er op zou kunnen duiden dat hij is gebeten toen hij al op de grond lag. Daarbij was hij als eenling geen partij voor getrainde militairen.
De mishandeling hield niet op. “Op de weg kreeg ik stroomstoten op mijn rug.”
Het geval Abdul Nabi staat niet alleen. Volgens de tweekoppige team van de Onafhankelijke Afghaanse Mensenrechtencommissie AIHRC in Tarin Kowt, Abdul Ahad en Abdul Shakoor, komt mishandeling door buitenlandse troepen veelvuldig voor in Uruzgan. Abdul Ahad: “We hebben de verklaring van zes gevangenen die nu in de gevangenis zitten die zeggen dat ze werden geslagen, geschopt, en elektrische schokken kregen toegediend. Sommigen zwaar, anderen minder.”
Hoogleraar Internationaal humanitair Recht Liesbeth Zegveld stelt dat het inzetten van een hond tegen weerloze gevangenen een ‘mishandeling’ is. “Het toedienen van stroomstoten kan onder de categorie oorlogsmisdrijven vallen.”
De laatste maanden neemt het aantal meldingen over marteling en mishandeling van arrestanten door buitenlandse troepen in Uruzgan toe. Door de zware censuur en bewegingsvrijheid opgelegd aan bezoekende journalisten vormt dit slechts het topje van de ijsberg.
-In april berichtte NRC Handelsblad over het naakt in de kou laten staan van drie verdachten in Kamp Holland in januari 2007.
-Een medewerker van Buitenlandse Zaken nam in juli en december vorig jaar verklaringen op van gevangenen die door Nederlandse militairen zou zijn geslagen. Oud-commandant der Strijdkrachten Dick Berlijn sprak zelf over ‘onregelmatigheden’.
-In april dit jaar verklaarde Taliban-verdachte Din Mohammed tegenover De Pers dat, nadat hij net daarvoor was neergeschoten, een Nederlandse militair een voet op zijn hoofd zette. -Vorige week nog verwierpen Australische militaire onderzoekers de klacht van de mishandeling van vier gevangenen waaronder een 70-jarige man en een 25-jarige man met één been die eind april waren gearresteerd, uitgekleed en geslagen.
-Ook werden vier gevangenen een etmaal opgesloten in hondenkennels wat leidde tot een politieke rel omdat het vernederend zou zijn. Volgens de Australische onderzoekers waren de behandelingen ‘redelijk en humaan’.
Wie dit leest begrijpt ook Task Force Uruzgan, waarin Nederland de Lead Nation is de strijd moeilijk kan winnen. Met het mishandelen van gevangenen win je natuurlijk nooit de ‘hearts & minds’.
Sorry voor de lange radiostilte maar na een lang verblijf in Afghanistan ben ik weer boven water (boven zand & stof kan ik beter zeggen). Vanaf morgen stuur ik u weer berichten die dichter bij de waarheid liggen dan de uitspraken op persconferenties van Defensie in Den Haag. Zo stoor ik me vandaag al weer gruwelijk aan de mededeling in nagenoeg alle kranten dat ‘na een lange periode van relatieve rust’ gisteren bij een bomaanslag een Nederlandse militair is omgekomen. Hoe triest de dood van de 21-jarige Jos ten Brinke ook is, hij is niet het enige slachtoffer de laatste maanden. Zo kwamen de eerste week van augustus zes mensen (vijf kinderen en een bejaarde man) om het leven bij een bombardement in het district Khas Uruzgan. De weg tussen Tarin Kowt en Kandahar is bijna dagelijks het toneel van schietincidenten, zoals elders in de provincie.
De veiligheidssituatie in Uruzgan, anders dan Commandant der Strijdkrachten Peter van Uhm u wijsmaakt, is slecht. Nog een voorbeeld. Tot driehonderd meter. Zo dichtbij wist de Taliban-zelfmoordenaar op zondag 23 augustus Kamp Holland te naderen. Zijn doelwit was de machtigste politiechef van de provincie, Matiullah Khan, die de aanslag overleefde. De korte afstand tot dikke vestingwallen waarachter ruim duizend Nederlandse militairen zich veilig wanen, is veelzeggend, meldde de politiechef mij wijzend naar de afgerukte ledematen verspreid over het veld. Op de vlucht blies de Talibanstrijder zichzelf op. “De volgende keer dragen ze raketten mee om Nederlandse militairen te beschieten.” Matiullah Khan die het commando voert naar eigen zeggen 1.500 agenten noemt de veiligheidssituatie “50 procent” slechter dan vorig jaar. En hij kan het weten. “De Talibs zijn overal en hebben meer en modernere wapens dan wij.”
Een veiligheidsfunctionaris van een niet-gouvermentele organisatie in zuid-Afghanistan beaamt de crisis en meldde me dat de opium inmiddels is verkocht en dat met de opbrengst nieuwe wapens en munitie zijn gekocht. Grote aanvallen verwacht hij niet. De Taliban zal vooral hit- en run acties uitvoeren en nog meer gebruik maken van bermmijnen. In Tarin Kowt zouden twee zelfmoordenaars rondlopen op zoek naar elk persoon met een hoog profiel; de gouverneur, buitenlandse militairen of politiechefs. De extreem religieuze opstandelingen zouden volgens hoge functionarissen van de Afghaanse Nationale Veiligheidsdienst NDS in Uruzgan drieduizend man onder de wapenen hebben. Hun invloedsgebied begint aan de stadsgrens van Tarin Kowt. Een lokale arts schatte bij mijn bezoek dat de helft van de provinciehoofdstad inmiddels tot aanhangers van de Taliban behoort. Een apotheker in het centrum vult aan. “De Afghaan is pragmatisch. Hij kijkt wie wint en volgt deze. En het gaat alleen maar slechter in Uruzgan.”
Foto toont buitgemaakte wapens in april dit jaar. Sindsdien is het er niet beter op geworden.
e laatste dagen grijns ik vals. U weet wel: Zo’n onsymmetrische bananenlach in een licht schuddend hoofd. Van rechts naar links en weer terug. Want wat ik hoor, daar kan ík met mijn verstand niet bij.
Voor de goede orde, het gaat niet om zaken die ik momenteel meemaak op reportage in Afghanistan. (Die details leest u binnenkort) Nee, het gaat om wat ik via de radio hoor uit het verre Nederland. Zo zendt de omroep Llink het programma ‘Nieuwsllink’ uit over Nederlandse journalisten die in verre landen collega’s vragen hoe onafhankelijk zij kunnen werken. Heb thuis al eerder een aflevering gezien waarin presentator Roelof Hemmen een Turkse tv-zender bezocht. Vandaag gaat het over persvrijheid in Azerbeidzjan. An sich juich ik dergelijke programma’s toe. An sich.
Vrije journalistiek is een belangrijke peiler voor democratie, vrede en welvaart. Dat verdient alle steun. Het Llink programma is goed gemaakt en ik vind de omroep een aanwinst. Toch stoort mij iets. Misschien kan Llink daar zelf niets aan doen en wordt het mij gewoon allemaal te veel. Momenteel worden in tal van programma’s, journaals en krantenartikelen landen de maat genomen inzake hun persvrijheid. In China deugt er niets van toont programmamaker Paul Rosenmöller. Hij werd aangehouden door de politie. En ook de Russen draaien in hun oorlog met Georgië de mediaschroeven stevig aan. Zo keek correspondent Peter d’Hamacourt serieus boos toen hij bij Eenvandaag opsomde wat de tv-kijker in Moskou allemaal wordt onthouden. Om over Afrika en het Midden-Oosten maar te zwijgen. Het is allemaal waar. En het is allemaal een schande. En het is goed dat het wordt vermeld. Maar toch irriteert mij dat verwijtende vingertje.
Want ook Nederlandse journalisten mogen (of willen) de waarheid over wat zich precies afspeelt in de provincie Uruzgan, waar Nederlandse militairen zijn gelegerd, niet vertellen. Wie verhaalt over onnodige bombardementen op burgerdoelen wordt gecensureerd. Wie zijn rug recht houdt, wordt verder werken door intimidatie onmogelijk gemaakt. Of die journalist wordt het slachtoffer van een misselijkmakende lastercampagne. Precies zoals in Turkije, China, Rusland en noem maar op. Alleen wordt de Nederlandse situatie niet aan de kaak gesteld.
Misschien moet ‘Nieuwsllink’, als aanvulling, de vinger eens wijzen op de vaderlandse journalistiek. Anders moet een dictatoriaal land maar eens een kritische journalist naar een Nederlandse redactie sturen. Om flink terug te schoppen. Kunnen we eens echt lachen.
Geen foto want ik ben onderweg.
De dood van RTL-cameraman Stan Storimans (39) was een harde klap vandaag. Onvrijwillig werd ik weer eens met de neus op de dodelijke feiten gedrukt. Moedige kerel en dan zo’n einde. Stan is de zevende in de recente Nederlandse oorlogsverslaggeving. Zonder iemand de les te lezen wil ik graag de drie factoren vertellen die bepalen of je een oorlog als journalist overleeft.
A) Een goede voorbereiding. Zo moet je de geschiedenis van het conflict kennen. Waarom wordt er gevochten en wie tegen wie? Je draagt geen legergroen en legerschoenen. Maar ook geen fluoriderende jacks als je stiekem door de jungle moet lopen.
B) Goede contacten. Een goede gids door het mijnenveld is een uiteraard echte live-saver. Maar volg ook de bevolking. Bij conflicten weten lokalen waar de veilige routes zijn bij beschietingen. De smalle achterafstraatjes van Sarajevo tijdens het beleg tussen 1992 en 1995 boden de beste bescherming. Je liep uit het zicht en de kogels vlogen over je heen.
C) Geluk is de meest onzekere factor voor de war correspondent. Waar een bom valt weet je nooit van te voren. Ook niet waar de anti-personeelsmijn ligt begraven. Wel kun je mazzel afdwingen. Blijf weg van strategische doelen als vliegvelden, kazernes, stations en zendapparatuur.
En toch ging het al eerder zesmaal fout. Overmoed, pure pech en slechte kennis van het terrein waren aanwijsbare factoren. In 1982 kwam in het Midden-Amerikaanse El Salvador de verslaggevers Koos Koster en Jan Kuiper, cameraman Joop Willemsen en geluidsman Hans ter Laag om het leven. Op weg naar de guerrilla liepen ze in een hinderlaag van het Salvadoriaanse leger. Geweervuur dat volgens de enige overlevende van voor en opzij kwam, maaide binnen enkele minuten de groep neer. Hoe het leger op de hoogte was van de komst van het camerateam is ruim 25 jaar later nog altijd een raadsel. Was er verraad binnen de guerrilla? Werden hun telefoons of hun hotelkamers afgeluisterd? Werden ze gevolgd? Zes dagen voor hun dood werd het viertal meegenomen door verhoor bij de veiligheidsdienst Policía de Hacienda. Op het lichaam van een dode guerrillastrijder was de naam gevonden van Koster en het nummer van zijn hotelkamer. Eenmaal vrij sloegen ze adviezen in de lucht om het land zo snel mogelijk te verlaten. Een extreem rechtse groepering Maximiliano Hernández Martínez eiste de moordaanslag op. ‘Dit is de eerste groep van pseudo-journalisten in dienst van het internationaal subversisme die ter dood zijn veroordeeld door patriotten van onze organisatie.’ De moord op de vier journalisten is de grootste tragedie in de ruim vier eeuwen Nederlandse oorlogsverslaggeving.
In 1989 kwam cameraman Cornel Lagrouw om in het leven. Opnieuw is het kleine El Salvador de plek des onheils. In het zuidelijke dorp San Francisco Javier raakte de dertigjarige Lagrouw geboren in Arkel, Zuid-Holland verzeild in confrontatie tussen guerrillastrijders en militairen. Professional pur sang richt hij zich op om de clash vast te leggen. Dan valt hij achterover. Een kogel doorboorde zijn long. Het kan een verdwaalde kogel zijn geweest, maar volgens zijn collega Cees Elenbaas met wie hij die dag aan het werk was, zagen de militairen dat hij cameraman was: “Ik weet zeker dat het een gericht schot was. Daar bestaat geen twijfel over.”
Tien jaar later in september 1999 sprong Sander Thoenes in Oost-Timor achterop een brommertaxi. Enkele uren eerder arriveerde de correspondent voor de Britse Financial Times op de van Indonesië afgescheiden minirepubliek. De geboren Enschedeënaar wilde nog snel wat citaten van de bevolking vergaren over hun nieuw verkregen vrijheid. Zonder informatie in te winnen over de frontlinies gaf hij opdracht een risicovolle wijk in te rijden. Daar rijdt hij recht in de armen van dronken Indonesische soldaten. Ze snijden hem de pas af, doden hem en verminken zijn lichaam door zijn lippen en oren af te snijden.
En nu dus Stan Storimans, stoere man, grote mond, gouden hart. Samen met collega Jeroen Akkermans die gewond raakte, was hij aan het werk op een plein in de stad Gori toen een granaat insloeg. Een scherf raakte zijn dodelijk zijn achterhoofd. Het was pure pech. De verkeerde plek op het verkeerde moment.
Risicoloze oorlogen bestaan niet. Georgië is niet de Efteling. Maar toch rijden morgen weer verslaggevers overtuigd van hun plicht om als ooggetuige de wereld te informeren de poort uit. Soms al twintig jaar lang, zoals RTL-cameraman Stan Storimans. En zo hoort het ook.
De Tweedekamerfractie van de PvdA wil inzicht over de totale kosten van de Nederlandse bijdrage aan de ISAF-missie in Uruzgan. Volgens de berekening in De Pers (zie vrijdag 1 augustus) valt de rekening viermaal zo hoog uit als geraamd, namelijk twee miljoen euro per dag. Kamerlid Angelien Eijsink boos dat de post ‘veteranen’ als enige op de hele begroting niet is ingevuld, vraagt aan Minister van Defensie Eimert Van Middelkoop uit welke middelen de overschrijding moet worden gefinancierd.
De Tweede Kamerfractie van de SP op haar beurt wil dat de Algemene Rekenkamer de kosten onderzoekt van de militaire missie in Uruzgan. Tweede Kamerlid Harry van Bommel wijst naar een “een vernietigend rapport” uit 1997 over de kosten van vredesoperaties. “De conclusie luidde toen dat Defensie ‘onvoldoende inzicht' had in de totale werkelijke uitgaven voor het uitvoeren van vredesoperaties.’ Volgens Van Bommel plant Defensie plant te optimistisch. “Ze gaan uit van te lichte inzet van mensen en materieel. Daardoor overschrijden ze het budget.”
Defensie-minister Van Middelkoop bevestigde overigens in het radio-uitzending van Tros Kamerbreed afgelopen zaterdag de uitgave van twee miljoen per dag. Hij noemde de rekening: ‘in die orde van grote’.
Voor mij is het duidelijk: Geen zicht op de middelen = Geen strategie! De Tweede Kamer schreeuw ik in de oren: ‘Word Wakker’!’
Terwijl u lag te bakken op het strand, bezocht ik tijdens een werkvakantie het Italiaanse eiland Sardinië. Daar woedt, hoe kan het ook anders als ik op bezoek kom, een heuse strijd om onafhankelijkheid. Nou ja, vooral met woorden. Hoe de machtsverhoudingen liggen op Sardinië daar ben ik bij mijn gesprekken aan de espressobar niet achter kunnen komen. Het eiland kent al een regionale autonomie maar dat is niet voor iedereen voldoende. De radicalen bestaan uit een geïsoleerde groep van linkse intellectuelen aangevuld met vrijgevochten eilandbewoners die sowieso een hekel hebben aan autoriteit. Ze zien Rome als een belemmering in het vrije ondernemersschap zien. De vlag van Sardinië bestaat niet-voor-niks uit vier roverskoppen. Het eiland is sinds mensenheugenis een piratennest. Tegenstanders zijn te vinden in de rechtse hoek. De tweestrijd laat zich makkelijk lezen op de foto (genomen door mijn zoon Thomas) waarin een leuze om het vrije linkse Sardinië is overgespoten met een hakenkruis.
Twee jaar geleden was ik op het noordelijker gelegen eiland Corsica waar ook een miniem deel van de bevolking zich wil vrijvechten van moederland Frankrijk. Van mij mag elk eiland of regio zich afscheiden. Zo ben ik ook geen tegenstander van een Vrij Wallonië of een Vrij Vlaanderen, mits de meerderheid van de bevolking dat wenst. Gewapenderhand je zin doordrijven is dom.
Dat de oorlog in Uruzgan niet lekker loopt, dat weet u als trouwe lezer. Dat de strijd in die Afghaanse provincie zevenmaal meer kost dan begroot, is voor u misschien nieuws. Vandaag becijfer ik in De Pers dat Nederland twee miljoen euro per dag betaalt voor Task Force Uruzgan. Materieel- en personeelskosten vormen slechts een deel van de prijs. Vooral de langlopende medische verzorging en uitkeringen aan militairen verhogen de eindrekening met honderden miljoenen euro’s.
Een voorbeeldje: Zo’n 20.000 Nederlandse militairen dienen tot 2010 in Uruzgan. Bij een gunstig scenario houden 1.000 militairen Post Traumatische Stress Stoornis PTSS over aan hun uitzending. Advocaat Henk van der Meijden, gespecialiseerd in militaire zaken, zegt dat uit zijn praktijk blijkt dat ruim de helft voor het leven werkloos en arbeidsongeschikt blijft. “De daaraan gerelateerde uitkeringen dienen veelal door defensie te worden gedragen. Dan praat je over bedragen van 0,5 tot 1,5 miljoen euro per persoon.”
Een rekensom leert het volgende:. De initiële kosten van de Uruzgan-missie becijferde het kabinet bij het begin van de missie op 1 augustus 2006 op 380 miljoen euro.
Dat komt neer op 520.000 euro per dag.
Inmiddels is dat bedrag voor de eerste twee jaar verhoogd tot 580 miljoen euro. Voor de verlening tot eind 2010 is een bedrag vrijgemaakt van 540 miljoen euro. Voor het afbreken van de basis en het repatriëren van de wapens en manschapen uit de Zuid-Afghaanse provincie naar de Nederlandse kazernes is nog eens 115 miljoen euro uitgetrokken. Totaal dus 1.235 miljoen euro voor vier jaar Uruzgan-missie.
Dat is ruim 845.000 euro per dag.
Daarbij komen dus de kosten voor de nazorg en pensioenen. Omdat die zelfs voor het Nederlandse parlement onbekend zijn, biedt het recente boek ‘De oorlog van 3 biljoen’ van de Amerikaanse economen Jospeh Stiglitz en Linda Bilmes een richtlijn. Zij rekenden uit dat Afghanistan-invasie in 2001 en de Irak-oorlog van 2003 de Verenigde Staten tot nu toe 845 miljard dollar kost. In een ‘realistisch–gematigde scenario’ schatten de economen dat de lange-termijnkosten voor de invaliditeitsvergoedingen en gezondheidsuitkeringen op 683 miljard dollar. Bijna net zoveel als de kosten voor de oorlog tot nu toe.
Wanneer we de behandeling, nazorg en uitkeringen van veteranen even hoog schatten als de oorlogsvoering in Uruzgan komen we op een bedrag van ongeveer anderhalf miljoen euro per dag.
Maar dan zijn we er nog niet. Daarbovenop komen schadeposten als een neergestorte F-16 (40 miljoen euro) , twee Chinooks (100 miljoen) en een verwoeste Apachegevechtshelikopter (40 miljoen euro). Verschillende gepantserde viertuigen zijn inmiddels vernield. De kosten voor vervanging en extra bestellingen bedragen nu 200 miljoen voor de eerste twee jaar. Veel van de Apache-gevechtshelikopters, Chinooks-helikopters en veel van het rijdend materieel voor de waarde van miljarden euro’s zijn op het einde van de missie zo goed als afgeschreven en moeten worden vervangen. Door de sterk gestegen olieprijs hakken de transportkosten de komende twee jaar steviger in het budget. Tel daarbij op de prijs van de ontwikkelingshulp aan Uruzgan die in vier jaar naar schatting zo’n 140 miljoen euro zal bedragen. Veel geld van het Uruzgan-geld zal het kabinet tegen een stijgende rente moeten lenen.
Dan komen we voorzichtig geschat op twee miljoen euro per dag. Totaal is het dus 2 miljoen euro maal 1461 dagen= 2.922 miljoen, afgerond drie miljard euro voor vier jaar knokken.
Utruzgan komt daardoor ruim zevenmaal duurder uit dan het oorspronkelijke budget voor de Uruzgan-missie waarmee de Tweede Kamer in januari 2006 akkoord is gegaan.
Bij het schrijven vond ik de opmerking van PvdA-Tweedekamerlid Angelien Eijsink bijzonder. Ze vraagt al jaren aan de regering om gegevens over de veteranenkosten. Tevergeefs. “Wij, als parlement, krijgen er geen zicht op. Het kabinet geeft over de missie in Uruzgan keurige staatjes over de kosten van het eten en de aanschaf van het materiaal. Maar bij de post ‘Veteraan’ staat dat het later wordt ingevuld. Ik wil een bedrag maar de regering zegt; als er geld nodig is, komt het wel. Een duidelijke veteranenzorg was zelfs een voorwaarde bij de PvdA voor de uitzending naar Uruzgan. Het is nooit gebeurd.”
Ik vind dat het kabinet bij terugkeer van reces direct duidelijk moet bieden. Zeker nu Nederland misschien ook na 2010 in Uruzgan blijft, zoals deze week is geopperd door oud-NAVO-ambassadeur in Afghanistan Maurits Jochems.
Toen ik haar commentaar las op de website van De Journalist, dacht ik ‘ach laat maar’. Per slot van rekening kan ik niet bij iedere oprisping naar mijn laptop grijpen. Maar het is eind juli, komkommertijd. En de lezer van de blog wil na de plensbuien ook iets leuks lezen op mijn blog.
Dus vooruit. Hier komt het:
De meeste van u zullen haar niet kennen maar de schrijfster heet Minka Nijhuis. Ze is een vrouw van middelbare leeftijd die haar vaste werk als KLM-stewardess verruilde voor het onzekere freelance bestaan. Ze reist naar landen in het Midden-Oosten en het Verre Oosten. Lof daarvoor. Een roeping komt nooit te laat. En voordat u verder leest, Wij –Minka en ik- kennen elkaar van enkele jaren geleden. Ik mag haar wel en u moet mijn opmerkingen niet zien als de zoveelste mep naar een collega. Eerder als iets opbouwend.
Welnu. Minka is wars van persoonsverheerlijking. Zo begint ze haar stuk met de waarneming dat ze ‘kromme tenen’ krijgt van haar mediaoptreden. ‘Voor je het weet, wordt er in de studio beweerd dat je ontvoerd was in Irak, terwijl je slechts een paar uur door milities was vastgehouden.’ Het valt in de categorie: ‘Ik heb het meegemaakt maar u hoeft het echt niet te weten hoor. Is helemáál niet belangrijk.’ Als je dat vindt Minka, moet je die ervaring niet opschrijven. Ze vermelden, en wel in de eerste alinea, suggereert namelijk het tegenovergestelde.
De kern van het commentaarstuk is dat Minka ‘ons journalisten’ oproept terug te gaan naar de oude stiel. Wat die precies inhoudt weet ik niet maar in ieder geval vond ze de aansporing in De Pers om de lezer te laten bepalen waar ik als verslaggever naar toe moet maar niks. Borstklopperij. Niks voor haar. Ik ben het er niet mee eens. Minka refereert namelijk naar een oproep, niet naar de inhoud van mijn artikelen. Zo verzwijgt ze mijn talloze verhalen over schietincidenten in Irak en bombardementen in Afghanistan waar Nederlandse militairen bij betrokken zijn. Ook ‘Heldenverhalen’ zeker? Of speelt iets anders? Volgens mij wel. Let op want nu komt het venijn.
Natuurlijk is er van alles mis met de Nederlandse journalistiek. Daarin kunnen Minka en ik het best vinden. Alleen, beste Minka, waarom begin je de verandering niet bij jezelf? Waarom neem je niet publiekelijk afstand van het door NCDO gesubsidieerde katern over Afghanistan van Vrij Nederland waar je voor schreef? Het was geld rechtstreeks van het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. (zie ook blog 19 mei 2007) Vind je dat geen schande? De Onafhankelijke Journaliste uithangen in een Onafhankelijk Weekblad dat een Bijlage publiceert betaald door een Overheid die daarmee haar Politiek verkoopt? Welke Nederlandse politiek in Afghanistan wordt bedreven, weten we inmiddels. Nou zul je zeggen: ‘ik werd niet gecensureerd’. Zal best. Maar je bijdrage was uiteraard niet in strijd met het regeringbeleid. Formuleer ik zo precies genoeg?
Het begint pas echt te ruiken als je pluimen uitdeelt. Want wat doet het in jouw ogen goed? Een reportage uit Afrika. Dat een van de makers een vriend van je is, maakt de keuze wat minder objectief. Aardige jongen-prima fotograaf-geen kwaad woord, maar wel vreemd dat je juist deze reportage als voorbeeld noemt. Want de fotograaf kreeg namelijk óók geld van die NCDO. (*) Minka toch! Wat heb je met die overheidsclub? Solliciteer je naar een positie bij de NCDO? Wat heb je met subsidiejournalistiek? Dat is toch niet wat je bedoelt met ‘terug naar ons oude vak’?
Zoals ik al schreef, Minka ken ik al langer. Dus ik weet: Zo’n commentaarstuk vloeit voort uit frustratie. Ze rent zich het laplazarus en niemand valt het op. Mokkend zit ze in een hoekje. Glaasje wijn erbij. Daar gaat ze met haar goedbedoelde ingetogenheid. Mijn advies: Stop daarmee Minka. Wees jezelf. Je wilt een heldin zijn, noem jezelf dan ook zo. Schreeuw het van de daken: IK, MINKA NIJHUIS, DOE OOK GOEIE DINGEN! IK WIL OOK OP DE VOORPAGINA VAN DE PERS!!!
Valse bescheidenheid is dubbele hoogmoed. En misschien heb je daar wel last van als je in een Hilversumse studio weer eens –ongewenst, maar toch ook weer niet- herinnerd wordt aan je heldendaden.
Echt Minka, een journalist is een ijdeltuit. Degene die ontkent al helemaal.
De foto is gemaakt in Tsjaad, zonder één cent subsidie, én geplaatst in De Pers. Minka, je doet me pijn als je daar laagdunkend over doet. Want dit noem ik dus de échte journalistiek!
(*) Jan Banning mailt me dat de hij wel subsidie kreeg maar pas na publicatie in de bijlage van NRC. Het geld was voor een expositie.
e datum staat nog niet exact vast, maar oud-SSer Heinrich Boere staat dit najaar terecht in Duitsland. Aanklacht: drievoudige moord in 1944. Gisteren verscheen er een groot stuk over hem in De Pers. Ik had geen internetverbinding –want onderweg- dus gisteren kon ik niet posten. Maar als u niet dagelijks De Pers leest kunt u het napluizen op www.depers.nl van afgelopen vrijdag.
Heinrich Boere (1921) groeide op in Maastricht als zoon van een Nederlandse moeder en Duitse vader. Vrijwel direct na de capitulatie op 15 mei 1940 meldde hij zich als achttienjarige aan bij het keurkorps de ´Germaanse SS´. Twee jaar vocht hij aan het Duitse Oostfront in de Sovjet-Unie. Gehard en gewetenloos kwam hij terug naar Nederland waar hij deel uitmaakte van het ‘Sonderkommando Feldmeijer’. Dit doodseskader nam onder de codenaam ‘Silbertanne’ wraak op vooraanstaande tegenstanders van de Duitse bezetting. Ruim 50 moorden, zonder enig gerechtelijk bevel, pleegde de groep. Heinrich Boere was 22 jaar toen hij werd ingezet. Op 3 september 1944 belde hij aan bij Teun de Groot, fietsenmaker in Voorschoten. Koelbloedig vroeg hij om de identiteitspapieren, trok zijn revolver en schoot hem pardoes dood. Verder vermoordde Boere de apotheker Fritz Bicknesse op 14 juli 1944 en Frans Willem Kusters op 14 juli 1944
Na de Tweede Wereldoorlog werd Boere gearresteerd maar ontsnapte naar Duitsland en dook onder. Bij verstek werd hij ter dood veroordeeld, wat later is omgezet in onherroepelijk levenslang. Inmiddels hoog bejaard woont Boere in een modern bejaardencentrum ‘Pro Seniore Residenz’ in Eschweiler, net over de grens in de buurt van Aken. De oud SS-er wordt beschermd door de enige Nazi-wet die nog van kracht is bij onze oosterburen, de ‘Erlass des Führers’ van 19 mei 1943, die alle ‘Deutschstämmige’ buitenlanders die hebben gediend in Duitse strijdkrachten op de dag van hun aanstelling de Duitse nationaliteit verleent. Uitvoering van zijn Nederlandse levenslange gevangenisstraf in Duitsland blijkt niet mogelijk Vorige jaar werd een verzoek in Hoger Beroep verworpen. Boere -hoewel voortvluchtig- zou tijdens zijn veroordeling in 1949 niet vertegenwoordigd zijn door een advocaat.
Vorig jaar sprak ik Boere. Hij liep met een rollator en noemde zijn gezondheid “niet goed en niet slecht”. Hij zei spijt te hebben van zijn daden en iedere avond voor zijn slachtoffers te bidden. Hij erkende het plegen van twee moorden, niet drie waarvoor hij terecht zal staan. “Als je tegen ons was, ging je eraan. Zo gek waren we in die tijd. We hebben alles geloofd.” Maar om nu nog eens zijn straf uit te zitten, nee, daar voelde hij zich “te oud voor. ”
In Nederlandse justitiële kringen zijn de laatste jaren nauwelijks stappen ondernomen tegen Boere. Daar gaat de hoofdmoot van het artikel over waarvoor ik ook twee nabestaanden heb gesproken. De officier van Justitie inzake vervolging oorlogsmisdadigers uit de Tweede Wereldoorlog M.H.L. de Roos-Schoenmakers heeft haar dossier naar het Nationaal Archief gestuurd. Minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin antwoordde op Kamervragen van VVD, PvdA, SP en Groen Links dat hij het belang van het opsporen en vervolgen en berechten van oorlogsmisdadigers ‘ten volle onderkent’ maar ziet voor zichzelf daarvoor ‘geen rol weggelegd’.
Fijne regering hebben we.
Duitsland herbergt al meer dan een halve eeuw vier Nederlandse terdoodveroordeelde gevluchte oorlogsmisdadigers uit de Tweede Wereldoorlog. Naast Heinrich Boere(1921) in Eschweiler zijn dat Herbertus Bikker(1915) in Hagen-Haspe, Siert Bruins(1921) in Altenbreckerfeld en Klaas-Carel Faber(1922) in Ingolstadt.
Fijn Europa leven we in.
De Wet Internationale Misdrijven die oorlogsmisdadigers vervolgt, is ‘failliet’, schrijf ik vandaag in De Pers. Ik heb hoge medewerkers van het Ministerie van Justitie gesproken en die waren boos omdat er geen zaken worden aangepakt. Een topambtenaar zei: “Als rechtstaat zitten we in zwaar weer. De geloofwaardigheid zowel nationaal als internationaal staat op het spel als er niks verandert.” De kritiek komt een maand nadat CDA-Justitieminister Ernst Hirsch Ballin verklaarde dat Nederland nooit een schuilplaats mag worden voor massaslachters, verkrachters, folteraars en wapenhandelaren. U en ik weten –gezien zijn slappe houding jegens gevluchte SS-ers als Boere en Faber in Duitsland- dat de vervolging van de grootste boeven helemaal zijn interesse niet heeft. 'Het is hier fantastisch', zie ik die gasten elkaar al mailen.
Hieronder een groot deel van het artikel. U kunt het ook nalezen in de krant zelf.
Dit najaar staat er welgeteld één zaak tegen de Rwandees Joseph Mpambara op de rol. Hij wordt verdacht van moordpartijen tegen de Tutsi-bevolking in 1994. Voor volgend jaar staat eveneens één zaak gepland, hoger beroep tegen Afghaan Abdullah Faqirzada, plaatsvervangend hoofd van de militaire inlichtingendienst KhAD tussen 1985 en 1986. In eerste aanleg was hij in 2007 vrijgesproken hoewel het Openbaar Ministerie tien jaar cel had geëist wegens zijn aandeel in het martelen en doden van gevangenen.
Het crime squad dat oorlogsmisdadigers moet vervolgen is veroordeeld tot duimendraaien terwijl er volop werk is. Volgens de Immigratie- en NaturalisatieDienst IND zijn de laatste tien jaar zeker 700 zogenaamde 1F-gevallen, asielzoekers die verdacht worden van oorlogsmisdaden, Nederland binnengedruppeld. Daarvan zouden er nu nog 350 traceerbaar zijn, meldde Hirsch Ballin 13 juni jongsleden bij de presentatie van de notitie ‘betreffende de toepassing van artikel 1F Vluchtelingenverdrag. De helft is inmiddels ondergedoken of doorgereisd.
Van die 700 1F –gevallen zijn er sinds 2003 slechts vijf onder handen genomen. Dat heeft geleid tot welgeteld één definitieve veroordeling. In 2004 werd de Congolese kolonel S.N. tot 2,5 jaar cel veroordeeld voor onder andere verkrachting. De vier andere 1F-zaken zijn nog steeds in verschillende fases onder de rechter; eerste aanleg, hoger beroep en cassatie bij de Hoge Raad.
Twee hoge Afghaanse officieren van de veiligheidsdienst KhAD Habibullah Jalalzoh en Hessamudim Hesam zijn in eerste aanleg en hoger beroep veroordeeld tot 9 en 12 jaar. Vandaag volgt de uitspraak in cassatie.
Gifgasgrondstoffenleverancier aan het Iraakse regiem Frans van Anraat werd veroordeeld tot 17 jaar. Ook zijn cassatie bij de Hoge Raad loopt nog. Zakenman Guus Kouwenhoven werd dit jaar in hoger beroep vrijgesproken voor wapensmokkel en medeplegen aan oorlogsmisdaden. Ook hier loopt nog een cassatiezaak aangespannen door het Openbaar Ministerie.
Een zesde zaak tegen de Filippijnse oprichter van de Filippijnse Communistische Partij José Maria Sison verdacht van moordaanslagen in zijn geboorteland is nooit van start gegaan. Sison is in januari 2008 vrijgelaten uit voorarrest bij gebrek aan bewijs. Formeel loopt het onderzoek nog.
De vervolging van de ergste soort misdadigers in Nederland
werd in 2003 gegoten in de Wet Internationale Misdrijven WIM die onderzoek naar internationale misdrijven zoals oorlogsmisdaden, foltering en genocide tot in buitenland mogelijk maakt. Een justitiemedewerker: ’Over de hele linie zijn specialistische mensen aangetrokken. Een team van politieagenten, een rechter-commissaris, een officier van justitie, en toch gebeurt er niks. We staan droog.”
Dat het resultaat zo minimaal is, stuit de gesproken ingewijden tegen de borst. “Sinds augustus 2006 zijn er geen zaken in gang gezet terwijl er honderden dossiers klaarliggen,” meldt een justitiemedewerker. ”Iedereen vraagt: ‘wat is er aan de hand?’” Zo’n driehonderd kinderen van 1F-gevallen kregen vorige maand te horen dat ze makkelijker in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning. De justitiemedewerker: “Wat houdt dat in? Dat zodirect de vaders ook stilletjes mogen blijven? Ze worden in ieder geval tot nu toe niet vervolgd.”
Over wie de zaak traineert verschillen de meningen. Een justitiemedewerker wijst naar “de top” van de Nationale Recherche. “Het is de keuze tussen de Hells Angels en een Rwandees. Internationale oorlogsmisdaden kost meer tijd en geld dan normale strafzaken.”
Ook spelen managementproblemen bij de Nationale Recherche een rol. Je beste man of vrouw op de juiste plaats moeten zetten. En dat minimaal vier jaar lang, dat lukt ze niet. Veel bekwame speurders hebben inmiddels emplooi elders gezocht.
Dezelfde managementproblemen spelen ook parten bij het Openbaar Ministerie. De officier van justitie die het onderzoek tegen zakenman Kouwenhoven in Liberia leidde, werd driemaal vervangen. De gevolgen waren desastreus. In het vonnis werd brandhout gemaakt van het onderzoek. Volgens een justitiemedewerker die De Pers te woord stond, was de zaak Kouwenhoven ‘exemplarisch’ dat het openbaar ministerie niet in staat is de zaak overtuigend te brengen. Daarbij zijn er veel nieuwe rechters aangetrokken die nog nooit van landen als Rwanda hebben gehoord. Laat staan zich verplaatsen in de gruwelen van een oorlog. Als die een getuigenverslag lezen, denken die ‘dit kan niet’. Als de bewijsvoering daarbij een beetje rammelt, worden ze helemaal wantrouwig. Omdat onderzoek in landen als Afghanistan waar verhoudingsgewijs de meeste 1F-gevallen vandaar komen erg moeizaam verloopt, liet Hirsch Ballin afgelopen maand weten dat er nu getuigen worden gezocht onder andere asielzoekers in Europa. Een betrokken medewerker wuift deze mogelijkheid weg: “Het zijn voornamelijk ex-medewerkers van de geheime dienst KhAD, die vormen één blok. Die praten elkaar niet aan de galg.”
Tweede Kamerlid Fred Teeven(VVD), valt de critici bij en noemt de zaak verontrustend. Als officier van justitie was hij verantwoordelijk voor de veroordeling van 15 jaar (in hoger beroep tot 17 jaar) van gifgashandelaar handelaar Frans van Anraat. “De Minister van Justitie zegt in de Kamer dat het vervolgen van oorlogsmisdadigers prioriteit heeft. Maar dat vertaalt zich niet op de werkvloer.” Bij de Nationale Recherche en de KLPD zijn in principe 22 FTO gereserveerd voor de Wet Internationale Misdrijven. Teeven: ”Nu zijn er nog geen 10 werkplekken in steeds wisselende samenstelling wat de effectiviteit niet bepaald vergroot.” Volgens Teeven zou er veel actiever moeten worden gespeurd.
Wim de Bruin, woordvoerder Landelijk Parket sust de kritiek. Er zijn onderzoeken gaande, welke wil hij niet kwijt, en de lopende zaken vragen veel politiewerk. Massaproductie zal het sowieso nooit worden. “We hebben als eis gesteld dat er een pakkans moet zijn. En die is er. Probleem is dat veel 1F-ers door het bestuurecht als mogelijke oorlogsmisdadiger worden bestempeld. Ze hebben de schijn tegen. Bij het strafrecht worden echter wettig en overtuigend bewijs gevraagd. Dat is een wereld van verschil.” Volgens De Bruin is het hele Team Internationale Misdrijven inzetbaar voor de zaak. “Maar ik ken hun dagrooster niet,” erkent hij. Zijn woorden wegend op een goudschaaltje voegt De Bruin toe: “Als de politieke wil er zou zijn, kan er uiteraard meer gedaan worden. Maar daar wordt niet over gesproken.”
De foto nam ik op een knekelveld even buiten Kabul drie jaar geleden. Hier werden tegenstanders van het toenmalig communistische regiem zonder vorm van proces doodgeschoten en in massagraven gedumpt. Het is toch onvoorstelbaar dat de daders zich vrij mogen bewegen in Nederland!
Een paar weken geleden vroeg prachtkrant De Pers aan haar lezers om uw gastheer naar een oorlog te sturen. Nou, dat was niet tegen dovemansoren. Honderden lezers stuurden e-mails. Ook ontving ik brieven. Super enthousiastelingen belden. Allemaal met schrandere ideeën voor fijne conflicten en vergeten strijdhaarden.
Een ware eyeopener vond Liesbeth van Boom de actie: ’61 oorlogen en conflicten in de wereld, jemig!! Ongelofelijk dat er dan nog zoveel ‘komkommernieuws is.’
Nico Ronda raakte door de overvloed het Noorden kwijt: ’Ik kan niet aangeven welk conflict je moet verslaan. Naar mijn mening is de hele wereld in oorlog maar niemand heeft het door.’
Echt hartverwarmend! Dank daarvoor, mocht u ook hebben ingezonden.
Een bloemlezing staat in de in de krant van vandaag en uitgebreid op de site www.depers.nl.
Zelf vraag ik uw aandacht voor de inzenders die mij niet naar een oorlogsgebied willen sturen. Dat waren er een paar, niet veel.
J. Stomphorst uit Apeldoorn heeft liever dat ik onderzoek naar de tragische dood door eigen vuur van twee Nederlandse militairen in januari dit jaar in Uruzgan. ‘Zoek dit uit en ga praten met de soldaten van de pelotons die hierbij betrokken waren. Havelte is de plaats waar u kunt beginnen.’
Jeroen de Kreek, trouwe lezer van deze blog, wil ‘het juridisch conflictgebied van de bestrijding van de daders van de oorlogen’ als onderwerp. Hij wil de veroorzakers voor de rechter slepen.
Merijn Rutgers pleit er voor onderzoek te doen naar de rol van Nederland. ‘Hoe steken de relaties met de Nederlandse wapenhandel in elkaar? Wat is het effect van deze brandhaarden op onze economie? En nog veel belangrijker, als er een relatie met Nederland is, kunnen wij dan de regering dwingen om haar beleid te veranderen, om verantwoordelijkheid te nemen?’
Petra Hunsche wil dat ik thuisblijf als de vrede me lief is: ’Conflicten aandacht geven doet ze toenemen, dat is een wet van Meden en Per(s)zen.’
De stembus staat nog open. Tot 1 september. U kunt reageren op conflict@depers.nl.
De foto nam ik afgelopen mei in Tsjaad. Ontheemde, Kaltam Ubrahim (38) al een jaar en vier maanden op de vlucht in de buurt van de stad Goza Beïda wat niet ver ligt van het Soedanese Darfur.
Het Openbaar Ministerie in Arnhem vervolgt geen Nederlandse militairen voor de Slag bij Chora tussen 16 en 20 juni vorig jaar. U weet wel, om een aanval van Talibanstrijders op de districthoofdstad af te slaan, werden op grote schaal gevechtshelikopters, vliegtuigen en een pantserhouwitser ingezet. De slag was volgens onze excellentie Minister van Defensie Eimert van Middelkoop het grootste Nederlands militaire treffen sinds de Korea-oorlog. Het OM dat alle geweldaanwendingen door Nederlandse militairen onderzoekt, vond dat de beschietingen plaats hadden binnen de grenzen van het humanitair oorlogsrecht en de geldende geweldsinstructie. Ik vind dit heel vreemd. En ik zet enkele feiten nog eens op een rijtje:
1) Parlementslid Abdul Khalid die zitting heeft in de nationale Loya Jirga beweerde tegenover mij verschillende keren dat bij de bombardementen op zijn geboortedorp Qala-e-Ragh zo’n 80 onschuldige burgers om het leven kwamen. Dit dorp dat enkele kilometers van de districthoofdstad van Chora ligt, kwam in de nacht van 15 op 16 juni onder zwaar vuur zonder dat er Nederlandse troepen in de buurt waren. Bombardementen in de buurt van burgerdoelen mogen alleen als er direct gevaar dreigt, dus er sprake is van zelfverdediging.
2) De toenmalige regionale commandant van de Internationale Veiligheidsmacht Isaf generaal Dan K. McNeill noemde in zijn rapportage het zonder waarnemers bombarderen, zoals bij de Slag om Chora heeft plaatsgevonden, ‘in strijd met het oorlogsrecht’.
3) Veldwerkers van de Onafhankelijke Afghaanse Mensenrechtencommissie AIHRC die na de slag onderzoek in Chora deden, spraken tegenover mij van schendingen van de Geneefse Conventie. Ook zeiden ze dat de geweldsaanwendingen buitenproportioneel waren.
Dan is het toch raar dat het Nederlands Openbaar Ministerie, dat een jaar onderzoek deed, meent dat het dossier ‘ten aanzien van de betrokken Nederlandse militairen geen verdenking van enig strafbaar feit’ oplevert!? Let op het: 'geen verdenking'.
Dacht van wel!
Zie verder oa de blog van 6 februari en 29 januari want niet iedereen gaat akkoord met deze beslissing. Al zeker niet de nabestaanden. En zeg nu zelf: Hoe zou u zich voelen als buitenlanders uit het Midden-Oosten uw huis zouden opblazen? .....Juist.... Dan begrijpt nu ook de woede van de inwoners van Qala-e-Ragh.
De foto komt uit Qala-e-Ragh. Waar dus niks gebeurd is volgens het OM.
In België vandaag discussie over ‘embedded’ verslaggeving uit Uruzgan. Dagblad De Standaard plaatst twee opinies over dit fenomeen onder de kop ‘Levert embedded journalism valabele informatie op?’ Standaard-journaliste Corry Hancké, die zelf een paar weken tussen ‘onze jongens’ mocht verblijven, vindt van wel. Uw gastheer, hoe kan het ook anders, vindt van niet. Ik zet mijn tekst op de blog. Die van mijn collega kunt u lezen als u de foto uitvergroot.
Nu ik dit schrijf vraag ik me af of deze discussie zo openlijk in de Nederlandse kranten is gevoerd. Ik denk van niet. Ja, ik ben wel eens gebeld door vrouwelijke journalistes van de Volkskrant en NRC Handelsblad. Alle twee wilden ze er een stuk over schrijven en hadden allerlei kritische vragen. Ze vonden het stom –tenminste dat proefde ik- dat ik zo tegen dat ‘embed-gedoe’ was. Ik pareerde de kritiek en hoorde vervolgens niets meer. Misschien is het wel eens leuk hen te bellen en te vragen waarom mijn antwoorden niet zijn verschenen.
1-0 voor de openheid bij De Standaard dus die deze weken toch al de verschillen tussen Vlaanderen en Nederland onder de loep neemt.
‘Een journaliste die vrijwillig buigt voor censuur verliest meer dan haar geloofwaardigheid. Dan dooft het licht.’ Deze uitdrukking –vrij naar de Nederlandse verzetsman en dichter Henk van Randwijk- borrelde op toen ik de opinie las van verslaggeefster Corry Hancké (De Standaard vrijdag 20 juni jl). Enkele weken bivakkeerde zij bij de Nederlandse troepen in de Centraal-Zuidelijke Afghaanse provincie Uruzgan. Ze werkte ‘embedded’. Dat wil zeggen dat ze voor haar reis, eten, verblijf en contacten afhankelijk was van haar gastheren. Ze gaf hen inzage in haar stukken en het recht van schrappen, mocht deze de operationele veiligheid van de troepen in gevaar brengen of de missie compromitteren.
Ik stel dat ‘embedded’ verslag doen van de bloedige oorlog in Zuid-Afghanistan ten koste gaat van de journalistieke geloofwaardigheid en Hancké, en daarmee de Standaard, de lezers onvolledig en eenzijdig heeft ingelicht.
Naar mijn mening voldoen slechts twee goede redenen om ‘embedded’ een oorlog te verslaan: Je bent lui en je vindt het lekker makkelijk óf je hebt geen geld en je vindt het lekker goedkoop. Met journalistiek bedrijven heeft het niets te maken. Want een ‘embedded-journalist’ bestaat niet. Je bent ‘embedded’ of je bent ‘journalist’.
Vooralsnog geloof ik dat de schrijfster niet begrijpt wat ´embedded´ precies inhoudt. In haar betoog schrijft ze bijvoorbeeld dat iemand ‘één soort bron compleet’ negeert als je ‘embedded zijn’ afwijst.
Welnu, ik ben tegen ‘embedded’ vanwege de censuur en de eenzijdige blik op het conflict, namelijk door de ogen van militairen. Maar let op: Ik ben niet tegen het spreken van militairen in een conflict. Zo bezocht en sprak ik bij mijn laatste reis in juni door Tsjaad zowel Belgische als Nederlandse militairen. Niemand vroeg mij inzage in het artikel, zoals dat mij evenmin werd gevraagd door burgers, vluchtelingen en hulpverleners. Ik schreef mijn verhaal zonder de angst van een rood potlood. Vrij en onverveerd, zoals het in een democratie hoort. Ik zou dezelfde werkwijze graag hanteren in Uruzgan: Dus niet alleen er heen reizen op eigen gelegenheid en op eigen kosten maar ook alle partijen uitgebreid aan het woord laten. Dat ik weinig Nederlandse militairen in Uruzgan spreek, komt omdat mij toegang tot de basis Kamp Holland is ontzegd. Dat is geen censuur mijnerzijds zoals Hancké onterecht opmerkt, maar een oekaze van de legervoorlichtingsdienst.
Ruim negentig procent van de bezoekende Nederlandse journalisten doet ‘embedded’ verslag uit Uruzgan. De voorbeelden van censuur waaronder ze gebukt gaan, zijn legio. Zo blijven de gevolgen van zware bombardementen op burgerdoelen, waarbij inmiddels honderden doden zijn gevallen, onderbelicht. Embedded journalisten van actualiteitenprogramma RTLNieuws mochten bijvoorbeeld een getuigenverslag van een beschieting van het dorp Khala-e-Ragh in de nacht van 16 op 17 juni vorig jaar niet uitzenden. Zelfs de toenmalige regionale Isaf-commandant Dan McNeill noemde de aanval ‘in strijd met het oorlogsrecht’. Nederland, als hoofd van de Task Force Uruzgan, droeg de verantwoordelijkheid maar wist de dood van zo’n tachtig inwoners dankzij de gemuilkorfde media te verzwijgen. Om dezelfde redenen behoort het bezoek aan ziekenhuizen met oorlogsgewonden of het spreken van ontheemden niet tot de mogelijkheden van de ‘embed’. Ze komen er niet eens bij in de buurt! Dit terwijl het vastleggen van de schending van de Geneefse Conventies van 1949, bijvoorbeeld artikel 13 en 51 van aanvullend Protocol I en II, over ‘indiscriminatory attacks’, tot de hoofdtaken van een oorlogsverslaggever behoort. Burgerslachtoffers negeren maar wel alle aandacht geven aan ‘faits divers’ op een militair kamp, zoals collega Hancké, duidt op grove journalistieke nalatigheid.
Haar excuus dat de oorlog in Zuid-Afghanistan te gevaarlijk is om die unembedded te verslaan, wuif ik weg. Andere oorlogen zijn net zo riskant. Plaatselijke contacten aanboren die kunnen zorgen voor je veiligheid is een deel van het werk. Ben je daar niet toe in staat, blijf dan thuis. Een krant stuurt immers ook geen sportverslaggever naar een voetbalwedstrijd als die de spelregels niet kent.
Als ‘embed’ word je vooral gebruikt. Meelezende en corrigerende Press Information Officers is een uitgekiende spindoctor-methode om een constante stroom van gunstige berichten in de media te laten verschijnen. De ‘embed’ dient dus vooral Defensie zelf.
Door het verzwijgen van relevante informatie kunnen politici noch het thuisfront zich een beeld vormen wat de troepen precies uitspoken en hoe groot het maatschappelijk draagvlak onder de plaatselijke bevolking –en dus het gevaar- is.
Daarom pleitte ik bij de commissies Landsverdediging en Buitenlandse betrekkingen, op 17 juni jongstleden, het stringente Nederlandse censuurbeleid niet te volgen. Ik wees naar een foto genomen van een gebombardeerd huis wat zeker niet door censuur zou zijn komen. De Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers draagt zowel een grote politieke verantwoordelijkheid voor de Afghaanse bevolking, door het sturen van F-16´s jachtvliegtuigen, als voor de militairen en hun familieleden. In het landsbelang mag niets een ongecensureerde verslaggeving dan ook hinderen.
De oproep van collega Corry Hancké om ‘samen de puzzel te laten passen’ wijs ik dan ook resoluut af. In tijden van oorlog is vrije nieuwsgaring van essentieel belang. Gecensureerde ‘embedded’-verhalen dragen juist bij aan de ‘Fog of war’.
Mijn poging om discussie los te weken over het sturen van Belgische militairen naar de oorlog in Zuid-Afghanistan viel in goede aarde. De postbus loopt vol met verzoeken tot spreekbeurten, optreden voor radio en televisie en het schrijven van opiniestukken.
Afgelopen zaterdag mocht iets schrijven voor het socialistische dagblad De Morgen. Het verzoek verraste me want ik ben niet erg populair bij deze krant. In het verleden schoffelde ik hun Afrika-correspondente onderuit over haar Rwanda-verslaggeving in 1994. Ze had een dikke duim, stelde ik vast. Zij werd boos en spande een heuse rechtzaak aan. Ik won op alle fronten maar tja ze was een vriendin van de 'politiek hoofredacteur'. Dus ik ging de vriescel in. Dat is zeker zo lang geleden dat de nieuwe generatie het bestaan van de controverse is vergeten of er nooit iets over heeft gehoord. En omdat ik waarschuwen voor gevaren ook als een deel van mijn taak zie, heb ik aan hun verzoek voldaan. Lees zelf maar.
België op de zeepbaan naar Afghanistan
België stuurt in september 4 F-16’s jachtvliegtuigen naar het woelige zuiden van Afghanistan. Een tactische fout in een oorlog die strategisch tot mislukken is gedoemd, meen ik.
Mijn eerste sommaties behelzen het afgesproken termijn van vier maanden dat de vliegtuigen op Kandahar Airfield blijven. En de taak: het fotograferen van Talibandoelen en het begeleiden van konvooien onder andere boven de provincie Uruzgan.
Politieke besluitvorming over de participatie in een oorlog versoepelt door de zaken als risicoloos en temporair te schetsen, weet Minister van Landsverdediging Pieter de Crem. Hij keek de truc af van regering Balkenende 2. Toen die de eerste Nederlandse militairen naar het woelige Uruzgan stuurde, augustus 2006, was er sprake van een uitzendtermijn van twee jaar en een ´opbouwmissie´. Beide doelen zijn niet gehaald. De Nederlanders blijven tot eind 2010 in wat na zestien doden een vechtmissie heet.
België glijdt gegarandeerd dezelfde zeepbaan af. De vier F-16’s zijn een intentieverklaring, namelijk dat de regering Yves Leterme wil deelnemen aan de strijd in het zuiden. Het termijn zal hoogst waarschijnlijk worden verlengd door druk vanuit de Navo die met groot manschappentekort kampt. Ook presidentkandidaten Barack Obama als John McCain eisen meer steun in de ‘war on terror’ van de Europese lidstaten.
De militaire stap die België zet is van ‘vredesbewarend’, zoals rond het vliegveld van Kabul en in de provincie Kunduz, naar ‘vredesafdwingend’. Ook al zou de taak van de jachtvliegtuigen beperkt blijven tot verkenningsvluchten, je bent een radertje in een oorlogsmachinerie. De kans is echter groot dat de vliegtuigen, omdat ze dienen als vervanging van enkele Nederlandse F’-16’s, deelnemen aan bombardementen. Dat geeft risico’s voor het afgesproken mandaat. De aanwezigheid van de circa 45.000 sterke buitenlandse International Assistance Security Force Isaf-macht wordt gelegitimeerd door VN-VeiligheidsRaadresolutie 1386 uit 2001. Die geeft buitenlandse troepen het recht ‘de veiligheid te onderhouden’ en ‘het terrorisme uit roeien’. Alleen leert de praktijk dat de inzet van jachtvliegtuigen, en zware artillerie zoals het 155 mm pantserhouwitser, bijna driekwart van alle burgerdoden in het zuiden veroorzaakt. De enorme schokgolven werpen met gemak de dikke lemen muren van de woonhuizen om waarna mensen er onder stikken, zover ze niet uiteengeregen worden door de luchtdruk en de scherven. De Taliban zoekt, als elke guerrillagroep, dekking tussen de burgerbevolking. Bommen op de Taliban betekent in veel gevallen dan ook collateral damage. Uit eigen onderzoek in Uruzgan blijkt dat de VN-geautoriseerde missie vier- tot vijfmaal zoveel onschuldigen treft als die van de tegenstander.
Waneer de Belgische militairen geweld mogen gebruiken, staat in de ‘Rules of Engagement’. Deze gedragsregels zouden voor de Belgische militairen dezelfde zijn als die van de Nederlandse. Alleen heeft de volksvertegenwoordiging daar geen grip op. De inhoud blijft voor niet-militairen geheim. Sturing van het geweldsniveau is daarom onmogelijk.
De Nederlandse F-16’s voeren ook taken uit voor Operatie Enduring Freedom, de oorlog tegen Opposing Militant Forces, restanten van het verdreven Taliban-regiem en leden van de terreurgroep al Qaida. Gevangen genomen verdachten worden gezien als ‘vijandige strijders’ en genieten geen bescherming onder de Derde Geneefse Conventie, die over de behandeling van krijgsgevangenen. Tegen het internationaal recht kunnen ze maanden, zo niet jaren worden opgesloten in geheime gevangenissen waar ze bloot staan aan martelingen. Voor deze schending van de rechtsorde draagt België bij deelname medeverantwoordelijkheid.
Het hoeft geen betoog dat bombardementen op woonhuizen en het opsluiten zonder vorm van proces de bevolking niet wild enthousiast maakt voor de buitenlandse militaire aanwezigheid. De ervaring van de Russische bezetting (1979-1989) zit bij velen nog vers in het geheugen. De voormalige Sovjet-Unie hanteerde nagenoeg dezelfde strategie als de huidige Isaf/Oef. Met bekend desastreus resultaat voor beide partijen: honderdduizenden dode burgers, 15.000 gesneuvelde Russische militairen en een afgang van de invasiemacht.
Guerrilla valt alleen met de verhouding één man op één man te verslaan. Wil de huidige regering van Hamid Karzai en de Isaf/OEF de opstandelingen verdringen, zullen ze op dezelfde manier moeten leren vechten. Verplaatsen per voet en auto en zich voor zeer lange tijd onder de bevolking mengen. De praktijk is dat de buitenlandse militairen verweg van de lokale mensen verblijven, verscholen achter dikke muren. Ze spreken de taal niet en begrijpen weinig van de lokale cultuur. Bovendien zijn het vooral niet-moslims uit Australië, Canada, Engeland, de Verenigde Staten en Nederland die in het religieus zeer orthodoxe zuiden vechten. De kleine zestigduizend militairen van het Afghaanse leger ANA bieden evenmin soelaas. Ze leren de klassieke westerse methoden van de buitenlandse officieren die hen opleiden. Daarbij behoren ze vaak tot andere clans en bevolkingsgroepen dan de lokale Pathaanse bevolking.
Het volgende verzoek van De Standaard is binnen. Krijgt u ook te lezen.
et complete interview met mij over de militaire deelname van België in Zuid-Afghanistan, bestemd voor Knack maar daar om ondoorgrondelijke reden ingekort tot een internetpagina (zie blog van 11 juni), staat nu op de site van Indymedia. De interviewers zijn Arno Vanden Eynde en Leo Broers. Aardige Vlaamse jongens die wel het belang zien van discussie bij zo’n belangrijke politieke beslissing. Ik ben zo vrij en heb het gesprek gekopieerd. Lees ‘t!
De kop luidt:
“Het is zorgwekkend dat het zo stil blijft in België”
En dan nu de tekst:
Totnogtoe bleef de deelname van het Belgische leger in Afghanistan rustig en vrijwel onbesproken. Maar daar komt in september verandering in, want dan zal ons land de Navo versterken met vier F-16’s en honderdveertig extra troepen. “Dat lijkt heel clean,” zegt oorlogsverslaggever Arnold Karskens hierover, “maar die bommenwerpers maken juist de meeste burgerslachtoffers. Voor je het weet zit België midden in de oorlog.”
Het verhaal gaat dat kort na zijn overweldigende verkiezingsoverwinning Yves Leterme (CD&V) gecontacteerd werd door Jan-Peter Balkenende (CDA), de Nederlandse premier van dezelfde politieke familie. Die zou Leterme aangespoord hebben om ook eens iets te doen in Zuid-Afghanistan. Op dat verzoek kwam gevolg toen Pieter De Crem, de nieuwe CD&V minister van Defensie in februari verklaarde dat de regering beslist heeft om met vier F-16's het Belgisch engagement in Afghanistan te vergroten.
'Belgie zet een heel gevaarlijke stap', waarschuwt Arnold Karskens, de langst werkende oorlogsverslaggever van Nederland. Karskens (53) kent Afghanistan heel goed. Hij kwam er voor het eerst tijdens de Russische bezetting in 1982 en keerde terug toen de Amerikanen er binnenvielen na 9/11.
In de aanloop van de Nederlandse heropbouwmissie in Uruzgan, een gevaarlijke procincie in Zuid-Afghanistan, werd Karskens gevraagd voor een parlementaire hoorzitting. Zijn commentaar was scherp: “Als u naar Uruzgan gaat om te vechten met de Taliban, kunt u er uw hart ophalen. Maar als u aan wederopbouw wilt doen zal u van een koude kermis terugkomen.”
Intussen is het al meer dan twee jaar geleden dat de Nederlandse troepen het roer van de Uruzgan Task Force van de Amerikanen hebben overgenomen, maar van de beloofde wederopbouw is nog maar weinig gerealiseerd. De ISAF (International Security Assistance Force) is verantwoordelijk voor honderden burgerslachtoffers en de vernieling van heel wat dorpen. Op steun van de bevolking moet de NAVO bijgevolg niet meer rekenen. En ook bij de Nederlanders, die al zestien van hun jongens verloren hebben in Afghanistan, neemt het draagvlak voor de oorlog zienderogen af.
Dat over de F-16's nog maar weinig ruchtbaarheid gemaakt is in ons land, noemt Karskens ronduit zorgwekkend. “Hierover moet nú een publiek debat op gang komen, want eenmaal je een jaar verder bent, sta je misschien met je enkels -of dieper- in het moeras. En kom er dan maar eens weer uit.”
U spreekt zich openlijk uit tegen de Navo-missie in Afghanistan. Waarom?
KARSKENS: “Het is de les van de geschiedenis die ik herhaal. Die oorlog kan je nooit winnen. Daarover zijn de meeste Russische generaals en krijgskundigen het met mij eens. De Russen konden de Mujehadeen destijds ook niet verslaan. De Talibans met hun AK-47’s en hun mijnen vechten op dezelfde wijze als de Mujehadeen toen en de Russen beschikten over gevechtshelikopters en bommenwerpers zoals de ISAF-troepen vandaag. Militair is het een onbegonnen zaak. Het is uitgesloten dat je de Taliban verslaat, tenzij je alle Afghanen uitmoordt. En dat is nu ook weer niet de bedoeling.”
Nederland zou instaan voor de wederopbouw in Uruzgan, het zou toch geen vechtmissie worden?
KARSKENS: “Zo werd het inderdaad verkocht in Nederland. Hadden ze van bij het begin gezegd dat het een vechtmissie zou worden, dan had niemand het gesteund. Ik was daar al voor de Nederlandse troepen daar waren. Uruzgan is gewoon oorlogsgebied. Dan hebben spin doctors de missie maar in een feestverpakking gestopt. We zouden er allemaal goede dingen doen zoals wegen aanleggen, waterputten slaan en schooltjes bouwen. En dan vooral meisjesscholen. Maar je kan de schuur niet verbouwen terwijl het huis in brand staat. Bijgevolg is er na twee jaar nog niet één meisjesschool gebouwd. Ze vernielen meer dan dat ze wederopbouwen.”
Beweert u dat de wederopbouw een voorwendsel was om ten oorlog te trekken?
KARSKENS: “Ja. Het Nederlandse Provenciaal Reconstructie Team (de militaire eenheid die civiele taken op zich neemt zoals de heropbouw of essentiële dienstverlening, nvdr) bestaat uit zo’n zestig manschappen. Die andere duizend troepen sturen we om die zestig te beschermen. In plaats van gewoon te zeggen dat we gaan om te knokken. De rest is toch maar een gordijn om alles achter te verbergen.”
Maar u kan er toch niets op tegen hebben dat de Navo Afghanistan van de Taliban verlost?
KARSKENS: “Ik klaag ook niet wanneer iemand van de Taliban doodgeschoten wordt, maar ze gooien daarbij ganse dorpen plat. Het aantal Talibs dat wordt aangepakt, is niet in verhouding met de vernieling die we aanrichten. Ik heb notitieboekjes vol met getuigenissen van mensen die familie verloren hebben door beschietingen van coalitietroepen. Onlangs schreef ik voor het dagblad De Pers het verhaal van een man die zes van zijn negen zonen verloren heeft bij een bombardement in Chora (district in Uruzgan, nvdr). Daarbij werden veertig qala’s (grote ommuurde woongemeenschappen) vernield. Die man verloor op slag 22 familieleden bij die aanslag.”
Het Internationaal Humanitair Recht zegt dat er een duidelijk onderscheid moet zijn tussen militaire doelwitten en burgerdoelwitten.
KARSKENS: “Ja, natuurlijk. Ik noem het dan ook echte oorlogsmisdaden. Sinds juni van vorig jaar onderzoekt het Openbaar Ministerie in Nederland of de Rules of Engagement (inzetregels, nvdr) bij die aanslag in Chora wel correct waren nageleefd. Zelfs ISAF-commandant generaal McNeill heeft toegegeven dat de aanval een schending van het oorlogsrecht was. Je mag niet zomaar bombarderen zonder te weten waar je op richt. En dat hebben ze wél gedaan. Daarom is het Openbaar Ministerie er al zo lang mee bezig. Die weten ook wel dat de militairen fouten begaan hebben. Wacht maar, je zal zien dat de afronding van het onderzoek er komt tijdens de zomer wanneer iedereen met vakantie is, om zo weinig mogelijk ruchtbaarheid rond de zaak te genereren.”
Zijn die bombardementen door Nederlandse troepen uitgevoerd?
KARSKENS: “Die bommenwerpers stonden onder bevel van de Uruzgan Task Force, dat door Nederland wordt geleid. Het maakt verder niet uit of het toestel Nederlands of Amerikaans was, want de uiteindelijke verantwoordelijkheid -dus ook de politieke verantwoordelijkheid- ligt bij de Nederlanders.”
Hoe kijken de Afghanen aan tegen de Navo-interventie?
KARSKENS: “Ik had al polshoogte genomen in Uruzgan voor het Nederlandse leger daar was. Toen zagen de Afghanen het eigenlijk wel zitten, omdat er hen schooltjes beloofd werden en nieuwe wegen. Maar wat ze zich niet realiseerden is dat ze meteen ook de oorlog binnenhaalden. Moest ISAF in één keer vrede brengen in de provincie, dan is dat goed, maar in Uruzgan zien ze alleen maar een stijging van het aantal bombardementen en het aantal slachtoffers. Een belangrijke rechter in Uruzgan vertelde me dat er het laatste anderhalf jaar meer dan vijfhonderd onschuldige burgers gevallen zijn. Voor het overgrote deel van die slachtoffers zijn de buitenlandse troepen verantwoordelijk, want die hebben de grote bommen en granaten die ganse dorpen vernielen en kinderen bedelven onder de zware lemen muren van de getroffen huizen. Dan hebben de Afghanen uiteindelijk toch liever de Taliban. Hun AK47’s maken niet zoveel slachtoffers. Wanneer je achter een muurtje schuilt overkomt je helemaal niets.”
Speelt de oorlog zo niet in de kaart van de Taliban?
KARSKENS: “Zeker in de bergdorpen van Uruzgan. Daar zijn de mensen oerconservatief en het is maar een kleine stap van hun denken naar het Taliban-denken. Vooral wanneer een blonde Westerse vrouw in legeruniform hen komt vertellen wat ze moeten doen. Vanuit onze levensbeschouwing kunnen we misschien wel zeggen dat dat moet kunnen, maar in Afghanistan ligt dat anders. Trouwens, wij zouden het ook niet pikken moest een vrouw in boerka ons hier de les komen lezen.”
Uw kritiek op de Nederlandse deelname in Afghanistan, maakt van u een luis in de pels van de politiek. Voelt u zich daar niet onwennig bij?
KARSKENS: “Ik zeg altijd: I am not in the business to be liked. Ik doe het niet om schouderklopjes te krijgen. De dag dat de minister van Defensie over mij zegt dat ik een goede journalist ben, zit het totaal fout hoor. Het feit dat ze het over jou hebben, wil zeggen dat je mening er wel toe doet.”
U bent ook een luis in de journalistieke pers. U bent de enige Nederlandse
journalist die weigert de oorlog te verslaan vanonder de beschermende vleugels van het leger. Waarom?
KARSKENS: “Een journalist moet altijd kritisch blijven. En als oorlogsverslaggever is het je primaire taak om schendingen tegen de mensenrechten te registreren en niet zoals mijn embedded collega’s doen: vertellen hoe leuk de militairen het hebben, hoe lekker het eten is in Kamp Holland en of de post op tijd komt. Het is een gemakzuchtige oplossing én het is financieel voordelig, want het kost de journalisten helemaal niets. Embedded journalisten hebben doorgaans weinig ervaring en geloven al die oorlogspropaganda meestal wel. Maar het ergste is dat ze zich vrijwillig laten kortwieken.”
Dus kiest u de moeilijke weg en trekt u er op uit in het door oorlog geteisterde Zuid-Afghanistan?
KARSKENS: “Het is een deel van het journalistieke werk: zorgen dat je goede contacten hebt die je veilig doorheen het land brengen. In Irak was de verslaggeving gemakkelijker, omdat je de oorlog vanop het dak van je hotel kon verslaan. In Afghanistan moet je echt het land in en dat kost meer tijd. Heel wat journalisten vinden dat maar niks en laten zich bijgevolg inlijven door Defensie. Maar het kan natuurlijk niet dat je je stukken laat censureren door het leger. Dat doe je zo al niet en dat moet je zeker niet doen in een oorlogssituatie. Embedded journalistiek is censuur en kan je dus nooit goedkeuren.”
En zo blijft Nederland onwetend over wat er zich echt afspeelt aan het front.
KARSKENS: “Ja, dat is de bedoeling, maar de mensen zijn ook niet gek. De steun voor de oorlog neemt zienderogen af. Zeker wanneer er Nederlandse doden vallen, kelderen de cijfers pijlsnel. Nu is de helft van de Nederlanders al tegen de oorlog. Ze zien de zestien doden bij de Nederlandse militairen en vragen zich af wat het uiteindelijk opgeleverd heeft. Het is zinloos voor de Afghaanse doden, het is zinloos voor de Nederlandse doden en als straks België mee vecht, is het ook zinloos voor de Belgische doden.”
Tot zover viel de deelname van het Belgische leger in Afghanistan weinig op. Denkt u dat daar verandering in komt met de vier F-16’s en honderdveertig troepen die België in september naar het zuiden van Afghanistan stuurt?
KARSKENS: “De Belgische missie is tot nu toe rustig gebleven, omdat het om de beveiliging van de luchthaven ging. Daar wordt niet gevochten. Het is een bewakingsmissie om de stabiliteit te behouden. Maar in het zuiden van Afghanistan is de situatie helemaal anders. Daar heerst oorlog. Je moet er eerst knokken om vrede te bereiken.”
De F-16’s zullen instaan voor verkenning, konvooibegeleiding en luchtsteun.
KARSKENS: “Dat lijkt heel clean, maar die bommenwerpers maken juist de meeste burgerslachtoffers. De gevechtsvliegtuigen zijn de grootste moordenaars en benadelen de gewone burgers het meest. Met die vliegtuigen wordt België een schakel in de ketting van mensenrechtenschendingen. Ook voor de troepen lijkt het veiliger dan het is. Wanneer F-16’s heel laag vliegen, om foto’s te maken of om te schieten, kunnen ze je zo neerhalen. Eén van de Nederlanders die in Afghanistan om het leven kwam, was piloot.”
Denkt u dat België uiteindelijk zal evolueren naar een actieve deelname aan de oorlog?
KARSKENS: “België zet een heel gevaarlijke stap. Je vertrekt met vier F-16’s. Die zullen uiteindelijk toch gebruikt worden wanneer er bommenwerpers nodig zijn. Voor je het weet maak je deel uit van die oorlog. Dat risico is groot. De Navo smacht naar nieuwe militairen. De Nederlanders willen weg uit Afghanistan. De VS heeft geen oneindige schatkist en hebben troepen nodig in Irak. Dus wordt er naar Europa gekeken. De druk op de bondgenoten is groot, want het prestige van de Navo hangt af van een goede afloop van de oorlog. Ga er maar van uit dat er nog zwaar beroep zal gedaan worden op België, om de Nederlanders of een deel van hen te vervangen. Ik geef het je op een briefje: de Stepping Stone theorie. Je begint met vier F-16’s, daarna volgen er een paar reservetoestellen en dan is het maar een kleine stap om een nieuwe troepenmacht te laten uitrukken. Voor je het weet ga je bommen werpen of wordt je zelf beschoten. Pas wanneer de eerste Belgische doden gaan vallen, zal het besef komen. Je moet eerst de consequenties voelen. Die zijn nu nog niet duidelijk in België.”
Maar België blijft maar een korte periode van vier maanden en vraagt een duidelijke exitstrategie van de Navo.
KARSKENS: “(Overtuigd) En toch komt er een verlenging. Nederland zou ook maar twee jaar blijven. ‘Ik zweer het,’ zei de minister van Defensie. Maar dan komt er een andere regering of is de situatie gewijzigd. Je gaat ook niet voor vier maanden al die spullen overvliegen. Het is een principe-akkoord: eenmaal je 'ja' gezegd hebt voor vier maanden, blijf je langer en voor je het weet zitten jullie midden in de oorlog. Het is zorgwekkend dat het zo stil blijft in België. Hierover moet nú een publiek debat op gang komen.”
Minister De Crem heeft beloofd uiterst voorzichtig te zullen zijn. De interventievoorwaarden zullen voor het vertrek duidelijk worden vastgelegd. Waarom verwacht u dat de Belgen toch dezelfde fouten zullen maken als de Nederlanders?
KARSKENS: “Ze maken allemaal dezelfde fouten. De Britten bombarderen, de Amerikanen ook. Je kunt met een groot leger een rebellengroep als de Taliban nooit verslaan, tenzij je ontzettend veel burgerdoden op je geweten wil hebben. We leven nu eenmaal in een wereld waar burgers rechten hebben. Er zijn internationale verdragen om mensen waar ook ter wereld te beschermen. En het is mijn taak als journalist om daar steeds op te wijzen.”
U zei eens: Alleen de Afghanen kunnen Afghanistan helpen”. Vind u dat de Navo zich moet terugtrekken?
KARSKENS: “Ja. De Navo moet zich geleidelijk terugtrekken. Je moet niet blijven denken dat je de problemen militair kunt oplossen. De Afghanen moeten het zélf doen, ook al zijn wij verantwoordelijk voor heel veel van die ellende. Dat zal aanvankelijk heel wat rotzooi opleveren, maar zoals het nu gaat, loopt het helemaal fout. Je komt niet tot een oplossing door een blik militairen open te trekken.”
Labels: Afghanistan defensie oorlogsmisdaden oorlogsverslaggeving
Nieuwtje! Dinsdag 17 juni mag ik deel nemen aan een hoorzitting over Afghanistan in de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers. Leden van de commissies voor Landsverdediging en Buitenlandse betrekkingen, 34 in totaal als ze allemaal komen, willen me spreken over het sturen van vier Belgische F-16’s jachtvliegtuigen. Vanaf september nemen die deel aan Isaf-acties, onder andere boven Uruzgan. De toestellen kunnen ook worden ingezet voor de Amerikaanse operatie 'Enduring Freedom'.
De stilte hier in België rond het zenden van zwaar materieel, wat al sinds april bekend is, heeft me verbaasd. Maar nu breekt dan eindelijk de discussie los. Terecht want Afghanistan bleek voor Britten en Russen al eerder een woestijn dat ze pas na grote verliezen konden ontvluchten. Om maar te zwijgen over de ellende die ze tussentijds onder de burgers hadden aangericht.
Ik heb de aftrap van de hoorzitting die begint om 14.00 uur in het Parlement te Brussel. In een eerste commentaar zei ik dat me vereerd voel met de uitnodiging omdat ‘de ernst van de situatie voor de burgerbevolking onvoldoende wordt belicht.’ En daarmee bedoel ik de mensen daar, maar ook de mensen hier. Want met het sturen van de F-16’s zet België de eerste grote stap, recht het drijfzand in.
Toch maar weer een fotootje uit de serie: ‘..en toen kwam het vliegtuig….’
Het gaat slecht met de Belgische journalistiek. Ook bij onze zuiderburen steekt de embed-draak zijn kop om de hoek. Twee journalistes van de Vlaamse krant De Standaard en een van de francofone Le Soir verblijven dezer dagen ‘embedded’ bij de Nederlandse militairen in Uruzgan. Gaan onze zuiderburen ook door de knieën voor de censuur? Aan het woord hoofdredacteur van De Standaard Bart Sturtewagen die ik sprak voor De Pers.
Ook gij embedded?
“Belgische troepen vertrekken na de zomer richting het zuiden van Afghanistan. We willen alvast wat rondkijken en hebben een goede relatie met het Nederlandse leger. Vandaar.”
De Standaard mag niets schrijven wat de missie in gevaar brengt of een slechte naam bezorgd?
“Vooral mogen we niks schrijven wat de veiligheid van de troepen dus ook van mijn journalisten in gevaar brengt. En dat vind ik prima. ’s Nachts denk ik wel eens: ‘er zal toch niks gebeuren met onze meiden.’”
Burgerslachtoffers van Nederlands optreden mag u niet fotograferen of interviewen?
“Kijk, als we thuis blijven, hebben we niks. Nu kunnen we een deel vertellen. Extra informatie geven. De lezer weet in welke context er wordt gewerkt. Hoor ik wat gecensureerd is en kom ik in gewetensnood dan zullen we ons er over beraden en mogelijke het bij terugkomst alsnog vermelden.”
Aha, dacht ik. Hebbes! Dus even gebeld naar de persvoorlichter ‘Operatieën’ van het Ministerie van defensie in Den Haag met de vraag: ‘Mag je na terugkomst opschrijven wat eerder is weggestreept?’ Woordvoerder Marcel Pullen antwoordde: “Zover ik weet is het nooit gebeurd. We gaan er vanuit dat journalisten de overeenkomst naleven. Het is toch een soort gentleman’s agreement.”
Terug naar de enthousiast klinkende hoofdredacteur die niet van plan lijkt de ruiten bij Defensie in te gooien. Let maar op z’n antwoord.
Vindt u dat het Belgische leger in de toekomst aan bezoekende journalisten dezelfde embed-restrictie moet opleggen?
“Ik wil het niet bij voorbaat afwijzen.”
PS Niet alleen De Standaard beperkt de blik van de lezer. Ook het weekblad Knack verzwijgt. Zo werd afgelopen week een interview met mij niet opgenomen, ondanks eerdere toezeggingen. Daarin pleitte ik voor een discussie over het sturen van vier F-16 vliegtuigen naar Kandahar dit najaar. Het verhaal werd stevig ingekort en op de site weggezet. Dus ook in België wordt gezwegen juist nu de Belgische media hun belangrijkste rol dienen te vervullen -informeren en waarschuwen voor de risico’s van een oorlog.
(Nagekomen PS2. Het artikel zou sterk verkort wel zijn geplaatst in de Knack. Hoor ik van een van de schrijvers. Toen ik het blad in handen had, heb ik ik tweemaal voor naar achteren doorgebladerd maar niks gevonden. Valt t zo goed wegstoppen dat het niet opvalt onder het kopje 'pragmatische censuur'?)
Als foto neem ik een uit de serie platgebombardeerde huizen in Uruzgan. Voor wie niet ziende blind wil zijn.
Nog een zaak waar ik bredere belangstelling voor zoek: S. (zijn achternaam en foto heb ik in 2013 en 2014 op zijn verzoek weggehaald). De voormalige legerinformant klaagt de Nederlandse staat aan. Hij zou 28 maanden voor Nederlandse militairen in Bosnië inlichtingen hebben verzameld. Onbetaald en bedreigd vluchtte hij naar de Verenigde Staten. Afgelopen donderdag werd in het gerechtshof van Den Haag de eerste stap gezet in een unieke zaak.
S., een stevige Kroaat van nu 29 jaar, sprak ik voor het eerst op zijn schuiladres in de Verenigde Staten. Hij vertelde me hoe Nederlandse militairen die deel uitmaakten van de Stabilisation Force SFOR (die tussen 1996 en 2004 moest toezien op het vredesverdrag van Dayton tussen Serven, Kroaten en Moslims) hem aanspraken en vroegen of hij hen kon helpen bij het vinden van voortvluchtige oorlogsmisdadigers uit zijn streek in de omgeving van de stad Vitez. De boeven werden gezocht door het Joegoslavië tribunaal in Den Haag. S. gaf inlichtingen over adressen, zorgde voor recente foto’s en tekende zelfs plattegronden waardoor onder andere de voortvluchtige misdadiger Vlatko Kupteskic kon worden gearresteerd.
Bij zijn mondelinge toelichting voor de Haagse rechtbank, melde S. verder dat hij de officieren alleen van voornaam kende. Ze zeiden niet dat het leden van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst MIVD waren. In missiegebieden is deze dienst echter als enige belast met het inwinnen van informatie. S. bezocht ze regelmatig in het Nederlands hoofdkwartier in Busovaca, ‘Hotel Nunspeet.’ Daar voorzag hij de Nederlanders, volgens eigen zeggen, ook van informatie over mogelijke aanslagen tegen SFOR. Maar de Nederlanders lieten hem aan zijn lot over toen de Kroatische inlichtingendienst, die lucht kreeg van zijn spionnenwerk, hem en zijn vader zwaar mishandelde.
De Amsterdamse advocaat Gerrit Jan Pulles die S. juridisch bijstaat, spreekt van een schandalige zaak. “S. heeft zich 28 maanden voor de Nederlanders ingezet. De Staat heeft de morele plicht de beloofde maandelijkse vergoeding van 5000 DM, ruim 2000 euro, uit te betalen. Hij, zijn vader en zijn moeder hebben moeten vluchten naar de Verenigde Staten. Het land van zijn vader wordt nu verbouwd door de buren en krijgt hij niet meer terug. Hem was asiel beloofd in Nederland. Maar hier werd hem aangeraden terug te gaan omdat het hier te gevaarlijk zou zijn.” Over de totale materiële schade wil de advocaat geen uitspraak doen maar zou in de honderdduizenden euro’s kunnen lopen.
Op de zitting, een voorlopig getuigenverhoor heet zo iets, werd de Staat vertegenwoordigd door een opmerkelijk zware delegatie waaronder J. Sikkel, plaatsvervangend secretaris-generaal van de MIVD. De zaak zit dus blijkbaar niet lekker. In het verweer pleitte landsadvocaat Erik Daalder dan ook de vordering niet in een openbare civiele rechtzaak te behandelen. Zoiets trekt alleen maar onnodige publiciteit. Een beter alternatief lijkt de Commissie van Toezicht Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten CTIVD. Veel van de 11 getuigen die S. oproept zijn namelijk MIVD-medewerkers. Daalder: “De noodzaak de geheime informatie vertrouwelijk te houden moet zwaarder wegen dan het belang van S..” Die zittingen zijn niet openbaar, ook niet voor S. en diens advocaat. Nou, dan weten u-en-ik- het wel. Klagen tegen een olifant dat-ie op je teen staat, heeft meer zin. Advocaat Pulles verwierp dan ook de suggestie. “De Staat probeert met een beroep op de veiligheidswetgeving zich aan haar civiele verantwoordelijkheid te onttrekken.” Of Robert S. en zijn advocaat Pulles de getuigen mogen horen, maakt de Haagse rechtbank op 17 juli bekend.
Ik heb ook nog even gebeld naar het Ministerie van defensie. Wat weinig nieuws opleverde. MIVD-woordvoerder Roger van Wetering: “We doen geen mededelingen over personen die al dan niet in dienst van, of in opdracht van, de MIVD hebben gewerkt.”
En voor u me verwijt de Staatsveiligheid op het spel te zetten door het voor S. op te nemen, wijs ik fijntjes naar advocaat Pulles. Die attendeerde op de verstrekkende consequenties als de Staat haar beloften tegenover spionnen niet nakomt. “Dat kan gevaarlijk zijn voor Nederlandse militairen. Dan gaan mensen niet meer informeren want ze weten dat ze misschien geen geld en bij problemen geen bescherming krijgen.”
Het is dus niet alleen een principiële kwestie S. tot op de bodem publiekelijk uit te zoeken. Het is strategische noodzaak. Tenzij je je troepen -in laten we zeggen Afghanistan- blind de strijd in wil sturen.
Labels: MIVD
Ik had er deze week al over geschreven maar omdat het zo stil blijft, herhaal ik de boodschap nogmaals. Deze week stapt Nederland een nieuwe oorlog in!
Vanuit de zuid-oostelijke stad Goz Beïda opereren 60 Mariniers als verkenningseenheid van een 400 man sterk Iers bataljon. In een ruim honderd kilometer langs strook langs de Soedanese grens moeten zij de 160.000 ontheemden en vluchtelingen van het departement Dar Sila beschermen. Gevaren zijn er in overvloed, anders dan schorpioenen en giftige slangen. Tachtig kilometer verder bij de grensstad Adé wachten honderden soldaten van het Tsjadische Nationale Leger ANT opeen aanval uit Soedan. De diplomatieke betrekkingen tussen de buurlanden zijn in mei beëindigd nadat rebellen gesteund door Tsjaad de Soedanese hoofdstad Khartoum aanvielen. In februari vielen Soedanese rebellen al eerder de Tsjadische hoofdstad N’Djamena binnen. In deze ‘proxy-war’, waarbij de regeringen zich van derde partijen bedienen, zijn dit jaar al honderden doden gevallen. De vraag luidt niet of er gevechten uitbreken. De vraag moet zijn: wanneer. Voor of na de regentijd die nu begint.
Intussen lijken de Nederlandse militairen lijken op het ergste voorbereid in de Tsjadische savanne. Temidden van doornstruiken en laag kreupelhout is de militaire basis ‘Camp Ciara’ afgezet met drie rollen prikkeldraad, vervolgens een brede tankgracht, dan een vier meter hoge aarden wal en opnieuw een sloot. De Nederlandse detachementcommandant majoor Tjarko Leungen wijst wandelend over 250 bij 250 meter grote terrein met witte tenten naar de enorme dieselvoorraad van 250.000 liter.
De pezige Leungen, een verwoed triatlonatleet, erkent dat gevaar dreigt: ”We willen naar de grens maar we gaan er niet zo maar op af. Pas na overleg met de plaatselijke autoriteiten als de prefect.”
De Ierse bataljonscommandant majoor Steve Morgan is niet bang dat 3700 man sterke Europese troepenmacht Eufor klem komt in de binnenlandse strijd tussen de Tsjadische regering en opstandelingen. Frankrijk, die de helft van Eufor-macht levert, heeft begin dit jaar de zittende president Idriss Déby geholpen bij het neerslaan van een opstand. Deze steun was zeer tegen de zin van de anti-regeringsrebellen die ook in de omgeving van Goz Beïda operatief zijn. Morgan: “Het Eufor-mandaat is duidelijk. Bescherming bieden aan vluchtelingen en ontheemden. Raken we betrokken bij de strijd van de vechtende partijen dan hebben we gefaald.”
Komen de Nederlanders of Ieren in Sector Zuid onverhoopt in de problemen, dan staan er 120 Franse militairen van een Quick Reaction Force klaar hulp te bieden. Ook Nederlandse militairen kunnen elders langs de 1350 lange grens met Soedan voor de strijd worden opgeroepen. Leungen: “De Nederlandse troepen zijn inzetbaar in het hele Eufor-gebied.”
We wachten dus maar af. Maar gerust ben ik er niet om. Ook in het zuiden van Soedan, zo meldt NRC-collega Koert Lindijer, is het erg onrustig. Midden- Afrika, Soedan, Tsjaad, Noord-Oeganda, Oost-Congo, is volgens mij op Irak/Afghanistan na de meest instabiele regio van de wereld. De aandacht is echter miniem, op u lezer na!
Foto is genomen op het nieuwe Nederlands/Ierse kamp. Marinier Leungen staat rechts op de foto.
Leuk reisplan. Bij De Pers mag je laten weten welke oorlog uw gewaardeerde gastheer moet verslaan. De keuze valt te maken tussen bekende brandhaarden als Afghanistan, Irak, Darfur en Colombia. Maar evenmin draai ik mijn hand niet om voor minder bekende conflicten die woeden in Sri Lanka of in Congo. Wilt u als trouwe lezer van de blog meedoen? Maak uw keuze en stuur die met korte motivatie naar De Pers. Uit de post worden blind drie inzenders gekozen die op het einde van het jaar persoonlijk de ervaringen van de oorlogsverslaggever bij een diner mogen aanhoren.
En ere wie ere toekomt. Francisco van Jole, collega-luis in de journalistieke pels, deed me het idee aan de hand.
Enkele suggesties:
Vaste prik: *****
Afghanistan: Radicale Taliban, aanhangers van al Qaida en warlord Gulbuddin Hekmatyar vechten tegen de centrale regering van president Hamid Karzai en buitenlandse troepen, waaronder zo’n 1200 Nederlandse militairen. Bomaanslagen door hele land.
(Ik ken de weg dus een makkie)
Minder bekend maar zeer exotisch: ***
Yemen: Haven voor aanhangers van al Qaida en opstandige stammen die ontvoeren als protest tegen centrale regering.
(Reizen langs vreemde kusten is een jongensdroom)
Te onbekend om er echt warm voor te lopen: **
Thailand: Aanslagen door islamitische opstandelingen in het zuiden tegen Boeddhistische meerderheid.
(Thais eten daarentegen lust ik erg graag)
Zo leuk dat het op een vakantietrip lijkt: ******
Frankrijk: Sporadische aanslagen voor afscheiding op eiland Corsica.
(Die opstandelingen spreek ik tijdens het aperitief)
Te wreed om er iets van te willen weten: *
Congo: Opstandelingen vechten in met name Oost-Congo tegen de regering Kabila; hongersnood, verkrachtingen en verzwegen bloedbaden.
(Een oorlog zoals je ze liever niet bezoekt)
Stuur uw email naar: De Pers
Foto is vorig jaar gemaakt toen ik undercover verslag deed vanuit Zimbabwe (Vervolging oppositie, landbezetting en honger). Wil ik best naar terug: Aardige mensen, prachtig land!
‘TAB,TAB,TAB.’ Dat ging er de laatste twee weken door me heen. Op die momenten dat alles tegenzat. Volle vliegtuigen, vol zonder mij, bedoel ik. Nog vollere autobussen met tonnen vracht op het dak. Het gangpad zo volgestort dat je alleen op je knieën je zitplaats kon bereiken. Verder stof, stof en nog eens stof happen bij een temperatuur van boven de 45 graden Celsius.
Ik was op bezoek in Tsjaad. U weet wel, Midden-Afrika, waar rebellen uit het land zelf en uit Soedan de zaak onveilig maken. Militairen, onder andere 60 Nederlandse mariniers, van de Europese troepenmacht EUFOR mogen dankzij Veiligheidsraadresolutie 1778 daar de zaak opkalefateren voor de 430.000 vluchtelingen en ontheemden. Daarom nam ik er een kijkje. Geen spijt. De Darfur-regio is de grootste man-made disaster op deze wereldbol. Aandacht is op zijn plaats.
De hobbelwegen, het erbarmelijk slechte eten, de hemeltergende bureaucratie nam ik deze reis voor lief.
‘TAB- That’s Africa Babe.’
Meer in De Pers vanaf maandag!
Foto: U ziet mij samen met ‘chef du village’ Bako-Moustapha wiens dorp door de Arabisch-Soedanse Janjaweed in november 2007 is vernietigd.
insdagavond 20 mei, te Amsterdam, bij de uitreiking van de jaarlijkse persprijs ‘De Tegel’ mocht minister van Defensie Eimert van Middelkoop een toespraak houden. Reden: De Nederlandse militairen in Uruzgan waren de ‘Nieuwsmaker van het jaar 2007’. In die keuze kan ik me wel vinden –Uruzgan is hot- dus daarover geen kritiek van mijn kant. Wel op de babbel van de minister.
Want wat zei onze excellentie?
Dit bijvoorbeeld:
‘Natuurlijk zijn er de nodige botsinkjes geweest – tussen de commandant, de voorlichter en de verslaggever - maar er is onmiskenbaar wederzijds begrip. Groeiend begrip. De enige eis die wij stellen is rekening te houden met de veiligheid van onze militairen en de operatie niet te compromitteren.’
Jaja, lees het goed …anders ontgaat het u lezer ……en let vooral op het laatste: “DE OPERATIE NIET TE COMPROMITTEREN”. Dat is nieuw! Spiksplinternieuw! Een nieuw oekaze! Bij het begin mocht de Nederlandse embed-verslaggever niets schrijven wat de operationele veiligheid van de troepen in gevaar zou kunnen brengen. Nu moet ie ook zijn kanis houden over alles wat de missie een slechte naam geeft. Ongemerkt weer een stap verder in de vervolmaking van de censuur. U en ik weten best wat dit in de praktijk inhoudt: Zwijgen over burgerslachtoffers. (Honderden zijn er door bombardementen gevallen.) Mond dicht over miskleunen bij de wederopbouw. (Miljoenen zijn al verdwenen.) Geen woord over de foute strategie. En als er dan toch kritiek moet zijn, lever dat op de Afghanen. (Domme Afghaanse politieagenten doen het erg goed in embed-artikelen. Lees uw betaalde krant er maar op na.)
Het meeste stoor ik me echter aan deze quote:
‘De zogenaamde onafhankelijke persvertegenwoordiger reist onder de hoede, de gewapende hoede, van één van de stamleiders door de straten van Tarin Kowt. Zijn collega reist met een Afghaanse politicus, die niet bepaald de vriend van de gouverneur is. Uiteraard heeft ook hij zijn bescherming gekocht. En een derde collega rijdt mee in een Nederlandse Bushmaster. Alle drie spreken ze via een tolk met de Afghanen en alle drie zien zij slechts de achterkant van het borduurwerk.’
Deze opmerking is natuurlijk van het niveau ‘Ministeriële Lariekoek’. Nooit ben ik, (Van Middelkoop moet het over mij hebben, schat ik zo in), met een stamleider of politicus door de straten Tarin Kowt gereisd. Ik spreek uiteraard wel iedereen, gewoon gezellig thuis of in het parlement aan de thee.
Voor alle duidelijkheid wil ik nog maar eens wijzen op het grote verschil tussen embed en unembed. Afghanen die ik spreek censureren niet. Ze vragen nooit wat ik schrijf en hanteren ook geen rood potlood. Als unembed ben ik sowieso vrij met wie dan ook te praten; nabestaanden van slachtoffers, gewonden, gevangenen, regeringsvertegenwoordigers, Taliban-aanhangers, de man in de straat.
De grootste leugen (want de minister liegt keihard op dit punt) is dat ik bescherming zou moeten kopen om door Tarin Kowt te lopen. Pure onzin. Het is een spindoctor-methode, bedoeld om unembedded verslaggeving in een kwaad daglicht te stellen.
Hoe gaat het dan echt in de praktijk? Ik wandel bij ieder bezoek door de stad (dat deed ik al ver voordat de eerste Nederlanders arriveerden) of ik rij er per auto doorheen. Tijdens het laatste bezoek zat ik zelfs achterop een brommer. Niks geen konvooi met windbuksen! Ik stop wanneer ik wil en praat met wie ik wil en wissel regelmatig van tolk.
Waarom dan die Haagse kritiek? Wel, omdat ik schrijf wat ze daar niet willen horen. Zoals laatst het verhaal in De Pers over Sultan Mohammed die bij een Nederlands bombardement in het district Chora zijn vrouw, 6 van zijn 9 zonen en 2 van zijn 3 dochters verloor. Kijk, dat mag u en de rest van Nederland niet weten want deze waarheid ‘compromitteert’ de missie.
Jokken is beleid bij Van Middelkoop. Dat vind ik.
Aan de organisatie van ‘De Tegel’ zeg ik: Een schande dat het Vrije Woord bij de uitreiking van een journalistieke prijs niet duidelijker wordt verdedigd! Waar gaan we heen als de uitvinders van hedendaagse censuur journalisten kritiekloos mogen toespreken? Is er nu werkelijk niemand in jullie club die deze tegenstrijdigheid ziet?
PS Geen foto want ik ben onderweg en het internet werkt bijzonder traag.
Goed boek gelezen. ‘Standard Operating Procedure’ het verhaal achter de Abu Ghraib-foto’s. U kent de snapshots vast nog wel. Mannen met onderbroek over het hoofd getrokken en vastgeklonken aan de celtralies in een extreem pijnlijke houding. Naakte lichamen opgestapeld tot een piramide met lachende bewakers die toekeken. Het boek van de Amerikaanse schrijvers Gourevtich en Morris beantwoordt de vragen achter die beelden: Wie namen de foto’s? Waarom? En vooral hoe heeft het zover kunnen komen? Om een tipje op de lichten: Burgers aangehouden door achttienjarige Amerikaanse snotneuzen met geen andere verdenking dat ze zich op ‘de verkeerde plek op de verkeerde tijd’ ophielden, vulden snel de cellen van de Abu Ghraib even buiten de hoofdstad Bagdad na de invasie van maart/april 2003. Door de administratieve chaos bleek achteraf driekwart onschuldig maar ontkwam niet aan de mishandeling en maandenlange opsluiting. CIA-verdachten werden simpelweg niet geregistreerd. De bewakers waren MP’s Militaire Politie, die geen scholing hadden, maar wel vrij spel. Wat het aan bruikbare informatie opleverde –het voorkomen vaan aanslagen op Amerikaanse militairen- was minimaal, volgens een ondervrager die in het boek aan het woord komt. Mensen die pijn lijden, zullen je alles vertellen, stelt hij.
De terreur was onbekend gebleven als niet een paar militairen zich lieten fotograferen, lachend met een sigaret in de hand naast een stapel naakte mannen. Voor de kick. Maar ook omdat, zoals de Amerikaanse Sabrina Harman zegt, dat ze bang was dat anders niemand haar verhalen zou geloven. De bekendste van de mishandelaars werd soldaat eerste klas Lyndie England. Zij poseerde met een leiband om de nek van een gevangene. Ze noemt het ‘Standard operating procedure’, de norm in de Abu Ghraib in die dagen. Ze snapt nog steeds niet wat ze fout deed. “Regels kon je niet overtreden, want die waren er niet.” Ze kreeg drie jaar gevangenisstraf. Uiteindelijk was ze ook slachtoffer want haar superieuren bleven gespaard.
Dit boek is verplicht leesvoer voor wie wil voorkomen dat Nederlandse militairen zich ooit vergrijpen aan bijvoorbeeld Afghaanse gevangenen.
(The Penguin Press, New York, 2008. 286 pagina’s, Engels, €26,--in de boekhandel)
Foto is niet genomen in de Abu Graib maar in de gevangenis van al Muthanna in 2004. Wat denkt u: Zijn Nederlandse militairen ook tot zo iets in staat?
Opmerkelijke enquête-uitslag in De Telegraaf. In dit veel gelezen ochtendblad plaatsen ze om de paar dagen een stelling waarop gereageerd kan worden. Vandaag, pagina 2, gaat de meningpeiling over Faber, u wel bekent uit deze blog. Op de vraag of de voortvluchtige en tot levenslang veroordeelde oorlogsmisdadiger Klaas Carel Faber de cel in moet, antwoordt 86% van de lezers met een nadrukkelijk ‘JA'.
Nog meer goed nieuws:
84% vindt dat kabinet en parlement er alles aan moet doen om de man achter de tralies te krijgen.
81% vindt dat de overheid veel te laks is geweest bij de vervolging van deze landverraders.
66% vindt na de nabestaanden alle mogelijk hulp moeten krijgen hun recht te halen.
83% vindt dat Duitsland een einde moet maken aan de nazi-wet die oorlogsmisdadigers als Faber de Duitse nationaliteit geeft –en dus uitleverbaar.
Slechts 11% vindt dat Faber met rust gelaten moet worden.
Namens de stichting Onderzoek Oorlogsmisdaden:
Dank aan de Telegraaf, dank aan de deelnemers. En nu maar wachten tot ze in Den Haag eens luisteren naar de wil & wens van de bevolking.
(Klik op de foto om de tekst te kunnen lezen)
Al eerder schreef ik over Joris Luyendijk, onze sirene in medialand (blog: 31-3-2007). Ik vond zijn boek ‘Het zijn net mensen’ interessant. Soms hilarisch door de vele leuke grappen. Neem ik geen woord van terug. Journalistiek is best een grappig beroep. En er eens flink tegen trappen mag.
Nederlandse correspondenten van over de hele wereld vonden het echter nodig om te reageren op zijn stelling dat journalisten nooit de hele waarheid boven water kunnen halen. Ze hebben hun kritiek gebundeld in het net verschenen boek ‘Het maakbare nieuws’. En hoewel ik het boek niet heb gelezen, ken ik wel het werk van veel van deze collega’s. En ik vind –omdat ik de situatie en de moeilijkheidsgraad ter plaatse ken- dat ze goed werk doen: Bram Vermeulen in Zimbabwe, Coen van Zwol op de Kaukasus, Conny Mus in het Midden-Oosten. De samenstellers van het boek hadden mij uitgenodigd voor een bijdrage maar ik heb bedankt voor de eer. Want wat Joris zegt, is zijn mening. Het is geen wet. Waarom zou ik dan appelleren? En ach kritiek op de Westerse persbureaus kreeg ik er al ingepompt op de School voor de Journalistiek. Daarnaast heb ik al een dik boek, ‘Pleisters’, geschreven over de Nederlandse oorlogsverslaggeving. Dus ‘laat maar’ dacht ik. Geen spijt overigens.
Vandaag stond in NRC Next, een reactie van Joris op de kritiek van de collega’s. En toen ik dat las, dacht ik: ‘Beste Joris, je ziet het niet meer duidelijk’. Of moet ik schrijven: ‘Joris, je bent bang geworden?’ Hij deelt complimenten uit aan verslaggevers die hij in zijn vorige boek, dan niet bij naam, de goot inschreef.
Waarom spreekt hij over ‘geweldig werk’ van Nederlandse journalisten die hun verhalen over Uruzgan vrijwillig laten censureren? Wat is er geweldig aan een bezoek aan Uruzgan uitsluitend en alleen onder de parasol van Defensie? En waarom geen kritisch woord over de betaling door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking aan een weekblad met een special over Afghanistan? Uitvoerig beschreef ik de gevallen op deze blog.
Nog een punt. Joris vindt het erg belangrijk dat Nederland een vaste correspondent in Kabul heeft. Maar wat is die waard als die correspondent na een bezoek aan Nederlandse militairen de artikelen aan de militaire censuur moet tonen?
Joris wil graag ‘nieuwe journalistieke methodes’. Waarom? Laten we eerst maar eens de oude onder de knie krijgen. Dus erop af, rond kijken, noteren en schrijven! Ook als de doden door Nederlandse militairen zijn veroorzaakt.
Over de volgende zin struikelde ik het hardst. Want wat schrijft Joris: ‘Kwaliteitsjournalisten onderscheiden zich, zowel van hun publiek als van hun collega’s bij gratis kranten en onderbezette infotainmentprogramma’s, door hun vermogen informatie te doorgronden, te wegen, in een context te plaatse.’
Pardon Joris! De Pers is een gratis krant. En ik werk ervoor. Bewust want De Pers is nu net uitgerekend de ENIGE die niet buigt voor de censuur in Uruzgan. De enige die wel consequent de Afghaanse gewonden en nabestaanden aan het woord laat.
Waarom deze onterechte kritiek van Joris? Ik denk dat ik het weet. Joris heeft graag kritiek op mensen die veraf staan. Maar wordt huiverig als hij mensen uit zijn directe omgeving moet aanvallen. Joris is dus bang en dat valt me van hem tegen.
Ik zet er maar weer een foto bij uit Uruzgan. Het soort foto’s dat in de Nederlandse kranten nooit verschijnt. Ook vandaag niet in NRC Next. Wel afgelopen maandag in De Pers. Daarover geen woord van Joris.
Pagina 14 van 18
op Twitter: @arnoldkarskens
op Facebook
Steun de stichting Onderzoek Oorlogsmisdaden
Nodig Arnold uit voor Spreekbeurt of Masterclass
2020. Voor verraders zou geen plaats zijn...(ism Cees van Hoore). Het ontluisterende verhaal over de vervolging van WO2-misdadigers in Nederland tussen 1945 en 2020. Bestel
2019. Alle pijn van de wereld. Een roman over oorlogsverslaggeving die de kern én de gevolgen van een goddelijke gekte blootlegt. Bestel
2020/2019/2018/2017. Een opzienbarende verzameling van fouten, halve waarheden en hele misleidingen door de NOS. Gratis te lezen op de weblog.
2018. Operatie laat niets in leven. (ism Henk Willem Smits) Het bizarre leven van Guus Kouwenhoven, Nederlands grootste oorlogsmisdadiger van de laatste decennia. Bestel
2018: Nepnieuws explosie. Desinformatie in de Nederlandse media (bijdrage). Bestel
2016. Help, er staat een terrorist in mijn keuken - tips en overlevingslessen bij een terreuraanslag thuis, op het werk of op het terras. Bestel
2009. Het verhaal van Nederlanders die vochten onder vreemde vlag.
2002. Een overlevingshandboek voor journalisten, hulpverleners en avonturiers.
2001. Pleisters op de ogen, pleister op de mond. De geschiedenis van de Nederlandse oorlogsverslaggeving van Heiligerlee tot Kosovo.
1995. Autobiografische verhalen uit de oorlog.
Voor de volledige lijst zie KB.nl of Klik hier voor meer info over deze boeken