Al eerder schreef ik over Joris Luyendijk, onze sirene in medialand (blog: 31-3-2007). Ik vond zijn boek ‘Het zijn net mensen’ interessant. Soms hilarisch door de vele leuke grappen. Neem ik geen woord van terug. Journalistiek is best een grappig beroep. En er eens flink tegen trappen mag.
Nederlandse correspondenten van over de hele wereld vonden het echter nodig om te reageren op zijn stelling dat journalisten nooit de hele waarheid boven water kunnen halen. Ze hebben hun kritiek gebundeld in het net verschenen boek ‘Het maakbare nieuws’. En hoewel ik het boek niet heb gelezen, ken ik wel het werk van veel van deze collega’s. En ik vind –omdat ik de situatie en de moeilijkheidsgraad ter plaatse ken- dat ze goed werk doen: Bram Vermeulen in Zimbabwe, Coen van Zwol op de Kaukasus, Conny Mus in het Midden-Oosten. De samenstellers van het boek hadden mij uitgenodigd voor een bijdrage maar ik heb bedankt voor de eer. Want wat Joris zegt, is zijn mening. Het is geen wet. Waarom zou ik dan appelleren? En ach kritiek op de Westerse persbureaus kreeg ik er al ingepompt op de School voor de Journalistiek. Daarnaast heb ik al een dik boek, ‘Pleisters’, geschreven over de Nederlandse oorlogsverslaggeving. Dus ‘laat maar’ dacht ik. Geen spijt overigens.
Vandaag stond in NRC Next, een reactie van Joris op de kritiek van de collega’s. En toen ik dat las, dacht ik: ‘Beste Joris, je ziet het niet meer duidelijk’. Of moet ik schrijven: ‘Joris, je bent bang geworden?’ Hij deelt complimenten uit aan verslaggevers die hij in zijn vorige boek, dan niet bij naam, de goot inschreef.
Waarom spreekt hij over ‘geweldig werk’ van Nederlandse journalisten die hun verhalen over Uruzgan vrijwillig laten censureren? Wat is er geweldig aan een bezoek aan Uruzgan uitsluitend en alleen onder de parasol van Defensie? En waarom geen kritisch woord over de betaling door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking aan een weekblad met een special over Afghanistan? Uitvoerig beschreef ik de gevallen op deze blog.
Nog een punt. Joris vindt het erg belangrijk dat Nederland een vaste correspondent in Kabul heeft. Maar wat is die waard als die correspondent na een bezoek aan Nederlandse militairen de artikelen aan de militaire censuur moet tonen?
Joris wil graag ‘nieuwe journalistieke methodes’. Waarom? Laten we eerst maar eens de oude onder de knie krijgen. Dus erop af, rond kijken, noteren en schrijven! Ook als de doden door Nederlandse militairen zijn veroorzaakt.
Over de volgende zin struikelde ik het hardst. Want wat schrijft Joris: ‘Kwaliteitsjournalisten onderscheiden zich, zowel van hun publiek als van hun collega’s bij gratis kranten en onderbezette infotainmentprogramma’s, door hun vermogen informatie te doorgronden, te wegen, in een context te plaatse.’
Pardon Joris! De Pers is een gratis krant. En ik werk ervoor. Bewust want De Pers is nu net uitgerekend de ENIGE die niet buigt voor de censuur in Uruzgan. De enige die wel consequent de Afghaanse gewonden en nabestaanden aan het woord laat.
Waarom deze onterechte kritiek van Joris? Ik denk dat ik het weet. Joris heeft graag kritiek op mensen die veraf staan. Maar wordt huiverig als hij mensen uit zijn directe omgeving moet aanvallen. Joris is dus bang en dat valt me van hem tegen.
Ik zet er maar weer een foto bij uit Uruzgan. Het soort foto’s dat in de Nederlandse kranten nooit verschijnt. Ook vandaag niet in NRC Next. Wel afgelopen maandag in De Pers. Daarover geen woord van Joris.