'Ha. Een sahafi' - een journalist. De Libische immigratie-officier in het donkere kantoor is blij verrast als ik hem door een nauwe opening mijn paspoort aanreik. Dagelijks ziet hij met lede ogen toe hoe duizenden van zijn landgenoten met de koffers op het autodak geladen richting Tunesië rijden. Dus krullen zijn mondhoeken als iemand zich voor de tegenovergestelde richting meldt. Dat de solitaire positie van het Noord-Afrikaanse land de schuld van zijn eigen regering is, verzwijg ik gemakshalve. Een visumverzoek voor Tripoli kost een weekje of acht. Dat is als je geluk hebt en een Libische ambassade kent die nog niet is overgelopen naar de opstandelingen. De meeste aanvragen verdwijnen om onbekende redenen regelrecht in de prullenbak. Maar de belofte een heuse Ajax-voetbal als cadeau mee te nemen, bood perspectief. Vandaar dat ik me met mijn tassen en koffer aanmeld bij de slagboom. De immigratie-officier gebaart: even geduld. Het busje naar de hoofdstad Tripoli komt zo.
Oorlog is het meest eenzame tijdverdrijf dat de mens heeft uitgevonden, ervaar ik de komende weken. Uren breng ik door in van muskieten vergeven logeerkamers. Overal vind ik verlaten straten met winkels waar de rolluiken zijn neergelaten. Direct in Libië passeer ik de havenstad Zuwarah, waar een opstand voor vrijheid en democratie genadeloos werd neergeslagen. De muren hebben een pokdalig uiterlijk door de inslagen van kogels en granaatscherven.
'Jonge meisjes werden verkracht en dan naakt en bloedend opgejaagd door huurlingen van Muammar Gaddafi', vertelt Salim, een handelsvertegenwoordiger. Plastisch wrijft hij over zijn dijbenen. Zelf heeft hij het niet gezien, maar hij verzekert mij dat Gaddafi's troepen er toe in staat zijn. Hij praat het nieuws na dat de 69-jarige 'gids van de revolutie' erectie-pillen uitdeelt aan zijn manschappen om die verkrachtingen mogelijk te maken. 'Iedereen die kon vluchten is weg, soms per boot naar Tunesië.' Als ik door de stad rij, doet de hoofdstraat me denken aan een Mexicaans woestijndorp waar een zandstorm afval en struiken meesleurt.
De meeste auto's staan stil, valt me op. Vreemd voor een olie-exporterend land. Door schaarste is het drie dagen wachten in een lange rij, maar de beloning is een volle tank voor nog geen drie euro, vertelt een Libiër die me in zijn fourwheeldrive midden in de nacht terugrijdt naar het hotel. Hij is computerdeskundige, dus niet dom, kent de wereld maar blijft bewust in zijn geboorteland. 'Ik wil geen leider zijn', zegt hij. 'Niemand uit mijn familie. Dus waarom zou ik Gaddafi dan niet als mijn leider accepteren?' Zijn zwager is werkloos en ontvangt iedere maand 500 dinar uitkering, meer dan 300 euro. 'We zijn het enige Afrikaanse land dat zoiets kent.'
In de spierwitte kathedraal van Tripoli spreek ik met bisschop Giovanni Innocenzo Martinelli, ook al geen criticaster. 'Mijn paspoort is Italiaans, maar ik ben geboren in Libië en ik woon hier al meer dan veertig jaar. Ik voel het als mijn land', zegt de kleine man in een wit habijt naast het altaar. Afrikaanse vrouwen soppen de kerkvloer. Slechts enkele tientallen kerkgangers verwelkomt hij op zondag. De rest is gevlucht. De apostolische vicaris, zoals zijn officiële titel luidt, kent Gaddafi persoonlijk. Die moet wel bang zijn voor een fatale bom op zijn hoofd, terwijl zijn volk hem in de steek laat, suggereer ik. Resoluut schudt de bisschop zijn hoofd. 'Hij is een bedoeïen van de woestijn. Die bezitten een speciaal karakter. Je verwijdert Gaddafi nooit van zijn plek met een bom. Het is van: 'Ik ga liever dood.'' En die mensen die iedere nacht als levend schild dienen op het militaire complex Bab al Azizia, die begrijpt hij best. Het versnipperde stammenland kreeg een identiteit door Gaddafi. 'In Tripoli zeggen ze: op dit moment staan we achter hem. We accepteren niet dat de NAVO zich bemoeit met onze politiek. Hij is hun garantie voor veiligheid. De rebellen hebben geen morele macht en geen ervaring in leiderschap.'
Inmiddels is het een klassiek beeld uit de Libische burgeroorlog: een verwoeste plek, puin op het wegdek en gebroken ruiten bij de overburen. Het gevolg van vijfduizend NAVO-aanvalsvluchten in drie maanden. Ik word naar de bominslagen gereden door een heuse touringcar die je spottend 'Gaddafi-travel' kan noemen. Zelfs als ik slaap, klinkt het door de hotelintercom: 'Boodschap aan alle journalisten. Buitenlandse agressors hebben opnieuw burgers aangevallen. Bus vertrekt over tien minuten.' Om de meute tot haast te manen -soms is het een verdwaalde bom in een boomgaard waar je niet voor wil opstaan - volgen details: dat de gewonden nog tussen de brokstukken worden uitgetrokken of het aantal doden dat is geborgen.
Een vrouw draagt een mondkapje tegen het stof. Haar woning ondervond die nacht de gevolgen van de inslag naast een zendmast van de Libische tv. De ruiten zijn gesneuveld. Ze verhuist. Twee Afrikaanse gastarbeiders stapelen huisraad verpakt in plastic zakken op een pick-up. Het aanpalende hotel is compleet vernield. Vermoedelijk lijdend aan een shellshock deelt de eigenaar visitekaartjes uit, alsof de zaken gewoon doorgaan. 'Is er een militair doel in de buurt?' vraag ik. Een omstander weet zeker dat het NAVO-intimidatie is. Studio's van de nationale televisie staan er pal achter. Die mag het bondgenootschap niet bombarderen. 'Dus gooien ze alles wat eromheen staat plat.' Een man uit de wijk vlak bij de haven waar de Libische oorlogsvloot inmiddels naar de kelder is gebombardeerd, beweert dat de bommen Gaddafi juist sterker maken. 'Als een gewonde tijger.'
Voor de politieke context belegt eerste minister van Libië Al Bagdadi El Mahmudi een persconferentie die live wordt verslagen door dezelfde nationale televisie die gespaard is gebleven. Vanaf een laag podium waarschuwt hij de westerse en Arabische leiders. 'U zult nooit in staat zijn om Gaddafi te doden of hem uit te leveren aan het Internationaal Strafhof. Want de hele bevolking is Gaddafi.'
Inmiddels zijn opstandelingen na vier maanden strijd tot honderd kilometer ten zuiden van de hoofdstad genaderd. Met een regeringsbusje reis ik terug naar Tunesië, waar ik vervolgens via grensovergang Wazin, 150 kilometer zuidelijker, terug Libië inreis. Daar in het Nafusa-gebergte bestaat hetzelfde troosteloze beeld. Zwartgeblakerde huizen in even verlaten steden. In Nalut verdreven 122 mm raketten de bewoners. 'Tien procent van de 25.000 is gebleven', schat Khaled, een grote kerel die me rondrijdt. En ook hier dezelfde verontwaardiging dat ze beschoten worden onder het oog van de buitenwereld. 'Doet de NAVO iets tegen de beschietingen?' vragen wachtposten bij de door Gaddafi zwaar beschoten stad.'Ga er maar vanuit dat je de strijd zelf moet voeren', antwoord ik. De verlatenheid krijgt een gezicht bij het frontstadje Kiklah. In een grotwoning gebouwd tegen de soms extreme hitte zit een weduwe. Haar man is een paar weken geleden omgekomen bij de strijd. Zij is 35 jaar, en acht maanden zwanger. Haar ogen kleuren rood, de rest blijft verborgen achter een gezichtssluier, een nikab. Wat gebeurt nu met zo'n vrouw, vraag ik aan een rebel. 'Niets, misschien hertrouwt ze. En anders blijft ze alleen.'
In het stadje Yefren toont de 29-jarige rebel-sympathisant Mazigh kapotte tanks, een getroffen school en een verwoest woonhuis. Voor de opstand, die op 17 februari begon, zat hij gevangen, dus steunt hij de opstand van harte. In het gemeentehuis heeft hij een museum ingericht. Er staan kisten met lege hulzen, helmen en veel granaatscherven. Ik ben de eerste bezoeker. 'Wat vind je ervan?' vraagt hij.'Saai', zeg ik. 'Bouw een kooi en stop er wat gevangen genomen Gaddafi-soldaten in.'
In stad Jadu voert een rebel me mee naar een oud-onderwijzer die Gaddafi les gaf in de vierde klas van de lagere school. Instemmend knikken toehoorders als deze 78-jarige Amer Gadwap de Libische leider in de dop uitmaakt voor overmoedig, dominant en narcistisch. 'Hij had toen alle trekken van een dictator. Hij had een slechte ziel. Als je hem aansprak op zijn agressie, luisterde hij even, maar vergat het snel.' Nee, vrienden had de broeder-leider toen ook al niet. 'Meestal zat hij alleen, te denken.'
Het hele verhaal plus meer foto's en reacties staan in De Pers. Op de foto boven staat uw gastheer in het stadje Yefren naast een verwoeste tank. De onderste foto nam ik in een slaapkamer van een gebombardeerd huis in Tripoli.
Labels: Afrika
op Twitter: @arnoldkarskens
op Facebook
Steun de stichting Onderzoek Oorlogsmisdaden
Nodig Arnold uit voor Spreekbeurt of Masterclass
2020. Voor verraders zou geen plaats zijn...(ism Cees van Hoore). Het ontluisterende verhaal over de vervolging van WO2-misdadigers in Nederland tussen 1945 en 2020. Bestel
2019. Alle pijn van de wereld. Een roman over oorlogsverslaggeving die de kern én de gevolgen van een goddelijke gekte blootlegt. Bestel
2020/2019/2018/2017. Een opzienbarende verzameling van fouten, halve waarheden en hele misleidingen door de NOS. Gratis te lezen op de weblog.
2018. Operatie laat niets in leven. (ism Henk Willem Smits) Het bizarre leven van Guus Kouwenhoven, Nederlands grootste oorlogsmisdadiger van de laatste decennia. Bestel
2018: Nepnieuws explosie. Desinformatie in de Nederlandse media (bijdrage). Bestel
2016. Help, er staat een terrorist in mijn keuken - tips en overlevingslessen bij een terreuraanslag thuis, op het werk of op het terras. Bestel
2009. Het verhaal van Nederlanders die vochten onder vreemde vlag.
2002. Een overlevingshandboek voor journalisten, hulpverleners en avonturiers.
2001. Pleisters op de ogen, pleister op de mond. De geschiedenis van de Nederlandse oorlogsverslaggeving van Heiligerlee tot Kosovo.
1995. Autobiografische verhalen uit de oorlog.
Voor de volledige lijst zie KB.nl of Klik hier voor meer info over deze boeken