Afgelopen weekeinde maakte ik me weer eens goed boos toen ik NRC Handelsblad las. Dus ditmaal niet over de bezorging van de krant, die is de laatste tijd prima in Brussel. Ook niet omdat de krant een foutje maakte. (zie vorige blog. Birgit stuurde daarop een keurig mailtje dat het euvel wordt verholpen)
Nee, het was laat-ik-zeggen een soort prettige verontwaardiging. Namelijk een stuk in Opinie & Debat. Je kwaad maken over wat anderen daarin schrijven is namelijk de bedoeling. En aldus gebeurde. Woest was ik. Ik kon er de halve nacht niet van slapen. Zo hoog zat het me.
De volgende ochtend stuurde ik een weerwoord naar de Redactie Opinie. En die is vandaag geplaatst, wat ik erg aardig vind.
Omdat niet iedereen NRC Handelsblad leest, plaats ik het stuk ook maar op mijn blog.
Voordat ik achter mijn mitrailleur kruip om eens lekker los te gaan, eerst de no-claim clausule. Deze reactie is niet om mensen te beledigen. Co-auteur Henri ken ik persoonlijk. Hij schreef ooit een voorwoord in een van mijn boeken. Dit is meer een kritisch stuk over het weinig kritisch vermogen van Nederlandse universiteiten met een journalistenopleiding en hogescholen voor de media. Ik verwijt ze namelijk allemaal slapte en gebrek aan historische kennis in de discussie over oorlogsverslaggeving.
Komt ie:
Het is onzin dat militairen kritischer zouden schrijven over Uruzgan dan reguliere media. Want er zijn heus media die zich niet aan censuur onderwerpen, zegt Arnold Karskens.
Terecht stellen Henri Beunders en Jelena Buljac vast dat het grootste manco bij de berichtgeving uit de Afghaanse provincie Uruzgan de voorwaarde is dat journalisten die optrekken met de Nederlandse militairen onderhevig zijn aan het ‘embed-regiem’ (Opinie & Debat, 3 januari). Maar merkwaardig genoeg ontbreekt in hun betoog het woord ‘censuur’. En dat het vrijwillig wordt aanvaard. Een wettelijke basis daarvoor ontbreekt namelijk zolang Nederland niet officieel in oorlog is.
Met hun toezegging verplichten de ‘embeds’ zich niets te schrijven wat de veiligheid van de troepen in gevaar brengt. Maar ze gaan ook akkoord met het rekbare begrip ‘de operatie niet te compromitteren’. Dus embedded journalisten zwijgen over wetenswaardigheden als de deelname van Nederlandse militairen aan Amerikaanse missies in het kader van Operation Enduring Freedom. Van hun hand verschijnt nimmer een woord over de bombardementen door Nederlandse troepen, zoals op Chora in juni 2007 die zelfs volgens een ISAF-commandant ‘in strijd met het oorlogsrecht’ was. Sterker: de embed-media hebben nooit één foto getoond van een verwoest huis door een ISAF-bombardement in Uruzgan. Nimmer is door embed-journalisten een geval van mensenrechtenschendingen daadwerkelijk onderzocht. Kortom, embeds lappen de Code van Bordeaux, over journalistieke werkwijze, regel 1: ‘Eerbied voor waarheid en voor het recht van het publiek op waarheid is de eerste plicht van de journalist’, aan hun laars.
Mijn grootste kritiek op Beunders en Buljac is dat ze als academici die vrijwillige censuur niet expliciet afkeuren. Daarvoor ontbreekt waarschijnlijk de moed omdat ze dan alle journaals en bijna alle kranten in Nederland aanklagen. Evenmin verwerpen ze de mediastilte rond burgerdoden door schendingen van de Geneefse Conventies in Uruzgan. Toezien op naleving van die conventies is een absolute hoofdtaak van de media in oorlogsgebieden.
Daarnaast zijn sommige constateringen van het tweetal onjuist. Zoals de opmerking dat in de ruim twee jaar dat Nederland de lead nation is in Urzugan er „geen media (zijn) geweest die het moreel en financieel verantwoord vonden het leven van verslaggevers in de waagschaal te stellen om langdurig op eigen houtje verslag te doen van de oorlog”. Zelf bezoek ik Uruzgan sinds januari 2006 met grote regelmaat en bracht maanden in het zuiden door voor verschillende Nederlandse media. Deze media vinden het wel degelijk verantwoord.
Daarmee wordt hun stelling ondergraven dat de blogs van de militairen kritischer zijn dan reguliere media. Dat is pertinent incorrect. Militairen zwijgen ook over de vele burgerslachtoffers en de slecht uitgevoerde ontwikkelingsprojecten. Hun ‘posts’ horen thuis in de categorie ‘kazernegeleuter’. Ze kunnen niks anders: ook hun berichten worden gecontroleerd.
Kritiek op de media door Beunders en Buljac is als de media zelf in Uruzgan: onvolledig. De geschiedschrijving verdient een kritischer blik. De foto nam ik bij mijn eerste bezoek aan Tarin Kowt in januari 2006. De hele stad liep uit. Toen stelde de Nederlandse journalistiek blijkbaar nog wat voor.