'DIT BRIEFJE GRAAG IN Z'N GEHEEL PLAATSEN, ANDERS NIET.' Deze dreigmail ontving ik van Parool-collega's Bart Middelburg en René ter Steege. Het illustere tweetal vond een deel van mijn onthullingen over de Nederlandse oorlogsmisdadigers Abraham Kipp en Jan Olij helemaal niet schokkend. Nu buig ik nooit onder druk, maar uit respect voor hun vele journalistieke werk plaats ik de brief wel. In z'n geheel. Met een korte reactie van mij...
Bij de als primeurs gebrachte stukken uit Argentinië van verslaggever Arnold Karskens passen enkele kanttekeningen.Zo meldde hij te hebben ontdekt dat oorlogsmisdadiger Jan Olij inmiddels dood is.Dat was oud nieuws: in een herdruk van ons boek over een andere naar Argentinië uitgeweken oorlogsmisdadiger, Dries Riphagen, schreven wij al in 1997 dat Olij 'aan de ziekte van Parkinson' leed, en dat hij in mei 1996 was overleden in een ziekenhuis in Buenos Aires 'nadat hij een hersenbloeding had gehad'. Voor zijn dood hebben wij Olij enkele malen uitvoerig gesproken en daarover gepubliceerd. In uw krant van 2 juli beweert Karskens dat Olij vanwege 'Nederlandse laksheid' nooit een strobreed in de weg is gelegd: Nederland wist al in de jaren vijftig dat hij in Argentinië, zat, maar heeft decennialang verzuimd zijn uitlevering te vragen. Van laksheid is nooit sprake geweest. In de eerste plaats: het was al in de jaren veertig algemeen bekend waar Riphagen en oud-bokskampioen Olij zaten. Onder de kop 'louche figuren uit bezettingstijd leiden goed leven in Argentinië' publiceerde Het Parool op 14 oktober 1949 het bericht dat de twee in Buenos Aires zaten, en dat 'de bokswedstrijden van Olij' werden gefinancierd door Riphagen'.
In de tweede plaats: het had destijds geen enkele zin om Olijs uitlevering te vragen, want het uit 1893 daterende uitleveringsverdrag tussen Argentinië en Nederland voorzag eenvoudigweg niet in uitlevering op grond van oorlogsmisdaden. Om die reden was Argentinië na de oorlog een toevluchtsoord voor allerlei nazi's en collaborateurs. Daar kwam pas in de jaren tachtig verandering in toen Argentinië een democratiseringsproces doormaakte en wilde afrekenen met de reputatie van een toevluchtsoord voor nazi's. Olij werd eind jaren tachtig op verzoek van Nederland gearresteerd, hij zat enige tijd in uitleveringsdetentie, maar een rechtbank in Buenos Aires bepaalde uiteindelijk dat hij niet kon worden uitgeleverd.
Bart Middelburg René ter Steege
Mijn reactie luidt als volgt.
Helaas, de herdruk van het boek over Dries Riphagen heb ik niet gelezen. Niemand die ik ken trouwens. Wel deed ik uiteraard research over Olij (en Kipp). Maar in het knipselarchief van het NIOD, in het archief van Lexis-Nexis, noch op Internet is voor mijn publicatie de dood van Olij en Kipp bekendgemaakt. Waarom hebben de twee collega´s het overlijden van Olij toendertijd niet vermeld in Het Parool?, vraag ik me af. (Waren ze niet zeker?) Het is toch een relevant nieuwsfeit. Of de bronnen op internet niet laten aanpassen? Dat is een fluitje van een cent. Onthullen is wereldkundig maken.
Belangrijker vind ik dat Bart en René mijn stelling niet delen dat de Nederlandse ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie bij de vervolging van oorlogsmisdadigers laks waren. Ik verwerp hardvochtig de houding van de Nederlandse regering in de jaren vijftig (tot nu) als t gaat om dit soort criminelen. Daarvan geef ik in mijn laatste artikel ook voorbeelden. Zo weigerde het gezantschap in Bonn in de jaren vijftig mee te werken bij het uitleveren door de Britse troepen van de voortvluchtige oorlogsmisdadigers Faber en Bikker. Ook citeer ik Spencer Olij, de zoon van Jan Olij, die zegt dat Nederlandse diplomaten zijn vader hielpen bij het verkrijgen van de Argentijnse nationaliteit.
Nog een punt van verschil. Dat Olij c.s. niet kon worden uitgeleverd 'op grond van oorlogsmisdaden', zoals de briefschrijvers melden, is niet juist. Probleem was dat Olij en Kipp door de Bijzondere Rechtspleging waren veroordeeld voor een politieke misdaad in de ogen van de Argentijnen, namelijk hulp aan de vijand. En daarvoor gold geen uitleveringsmogelijkheid. Maar niets weerhoudt een regering, desnoods keer-op-keer, om de uitlevering te eisen van misdadige landgenoten, zeker in de klasse van Kipp en Olij. Ik noem dat een kwestie van principes.
Als afsluiting geef ik een tekortkoming direct toe. Ik had Bart Middelburg en René ter Steege even moeten noemen in mijn artikelen. Ze verdienen lof voor hun vele journalistieke werk over oorlogsmisdadigers. Noem ik ook meteen Anton Foek, Arthur Maandag en Cees van Hoore!
Op de foto het graf van Abraham Kipp in Buenos Aires. Zijn naam staat er niet op maar hij ligt er écht in (anders krijg ik daar ook brieven over).
Labels: journalistiek oorlogsmisdaden
op Twitter: @arnoldkarskens
op Facebook
Steun de stichting Onderzoek Oorlogsmisdaden
Nodig Arnold uit voor Spreekbeurt of Masterclass
2020. Voor verraders zou geen plaats zijn...(ism Cees van Hoore). Het ontluisterende verhaal over de vervolging van WO2-misdadigers in Nederland tussen 1945 en 2020. Bestel
2019. Alle pijn van de wereld. Een roman over oorlogsverslaggeving die de kern én de gevolgen van een goddelijke gekte blootlegt. Bestel
2020/2019/2018/2017. Een opzienbarende verzameling van fouten, halve waarheden en hele misleidingen door de NOS. Gratis te lezen op de weblog.
2018. Operatie laat niets in leven. (ism Henk Willem Smits) Het bizarre leven van Guus Kouwenhoven, Nederlands grootste oorlogsmisdadiger van de laatste decennia. Bestel
2018: Nepnieuws explosie. Desinformatie in de Nederlandse media (bijdrage). Bestel
2016. Help, er staat een terrorist in mijn keuken - tips en overlevingslessen bij een terreuraanslag thuis, op het werk of op het terras. Bestel
2009. Het verhaal van Nederlanders die vochten onder vreemde vlag.
2002. Een overlevingshandboek voor journalisten, hulpverleners en avonturiers.
2001. Pleisters op de ogen, pleister op de mond. De geschiedenis van de Nederlandse oorlogsverslaggeving van Heiligerlee tot Kosovo.
1995. Autobiografische verhalen uit de oorlog.
Voor de volledige lijst zie KB.nl of Klik hier voor meer info over deze boeken