Mijn verhouding met de voorlichtingsdienst van het Ministerie van Defensie is die van olie met water. Niet best dus.
Een tijdlang, onder leiding van overste Nico van der Zee, ten tijde van het bewind van Defensieminister Henk Kamp, sprak ik van ´Legervoorliegdienst´. Want die Van der Zee kon liegen of het gedrukt stond. Een voorbeeld: Na mijn eerst bezoek aan Uruzgan, januari 2006, fluisterde hij tijdens een parlementaire hoorzitting mensen in het oor: ’Die Karskens is maar een dag in Tarin Kowt geweest.’ (met andere woorden: hij weet niks van de situatie) Terwijl ik daar ruim een week verbleef en met veel mensen sprak plus een Amerikaans document in handen gedrukt kreeg wat de slechte veiligheidssituatie nauwkeurig omschreef. Mijn informatie paste niet in het beleid van Defensie en dan zijn alle middelen geoorloofd.
Met zijn opvolger Robin Middel (Hoofd Bureau Woordvoering Operaties, woordvoerder Commandant der Strijdkrachten) ging het wat professioneler aan toe. Tot vandaag.
De Pers plaatste mijn artikel over de Irakese tolken die zich bedreigd voelen. (zie vorige blog) Een eyeopener voor het Nederlandse publiek want het toont hoe lokale medewerkers van Defensie bij vertrek aan hun lot worden overgelaten. Iets wat we kennen uit Srebrenica 1995.
Doodzwijgen, verknippen en verdraaien luidt dan de boodschap op het Haagse Plein 4. En ja hoor. De eerste mail kwam binnen via een zekere ‘Rob’ die schreef:
‘Naar aanleiding van het artikel van dhr. A. Karskens, blijkbaar geschreven in As-Samawah, kan ik u mededelen dat ik uit doorgaans zeer betrouwbare bron heb vernomen dat de reeds in 2006 vermoordde heer Ali Jabar toch nog kans heeft gezien om in februari 2008 in Nederland aan te komen op basis van de aan hem verstrekte verblijfsvergunning. De heer Hussein Habeeb Mohammed is op 29 november 2008 in NL gearriveerd op basis van de aan hem verstrekte verblijfsvergunning.´Let op de zinsnede: ‘zeer betrouwbare bron’.
Even later meldt Robin Middel: ‘Naar aanleiding van je verhaal in De Pers van dinsdag 17 maart 2009 wil ik je mededelen dat wij tot zeer recent contact hebben met zowel de door jouw genoemde Ali Jabar (terwijl hij volgens jouw is doodgeschoten in 2006). In het kader van zijn privacy wil ik niet verder ingaan op zijn huidige woon en verblijfplaats, het laatste contact is van januari 2009.’
Even later volgt een andere email: ‘De tolk Ali Lufti Jabbar onderhoudt intensief contact met Defensie over zijn vervolgtraject. Het betreft hier de Ali Lufti Jabbar die voor de Nederlandse militairen van SFIR heeft gewerkt. Van betrokkene zijn papier foto's en alle gegevens van toen en nu in ons bezit.’Dan volgt zijn laatste zin: ‘Er is geen twijfel over mogelijk dat het hier de zelfde persoon betreft.’
Nu de feiten:
Tolk Hussein Habeeb Mohammed sprak ik vorige week. Hij is 47 jaar en werkte bij de marechaussee. Hij woont nog steeds in al Muthanna en voelt zich onveilig door dreigementen van milities. Defensie maakte de ‘vergissing’ om hem aan te zien voor een jongere naamgenoot en tolk die wel asiel heeft gekregen in Nederland.
En nu de dode tolk. Ik spreek van Ali Jabar. Hij stierf in een kogelregen in 2006, waarschijnlijk afgevuurd door milities die medewerkers van de Nederlanders als verraders beschouwen. Veel collega-tolken waren bij zijn begrafenis. ‘Hij is echt dood’, noteerde ik bij een recheck.
Opnieuw verdraait Defensie de feiten. Want zij spreekt over een ´Ali Lufti Jabbar´. Defensie mag dan wel spreken over ´Geen twijfel mogelijk´ maar het zijn echt twee verschillende mensen. Defensie haalt de namen van de vader en de grootvader door elkaar. Bewust of niet, daar kom ik niet achter.
Wel raad ik het gevolg. A la Nico van der Zee fluistert Defensie bij politici en collega’s rond: ‘Die Karskens…wat ie zegt over tolken…niks van waar’
Bij Defensie is de laatste jaren weinig veranderd. Je komt met feiten over mensen die zich bedreigd voelen en er wordt een draai gegeven aan het Rad van Leugen.
De foto is genomen bij de poort van het oude Camp Smitty in As Samawah. Zelf genomen als bewijs dat ik echt in al Muthanna ben geweest. Van de oude Nederlandse legerbasis rest oud ijzer en zandheuvels. Ik weet wel een nieuwe bestemming.