Voor de reeks Nederlanders in Vreemde Krijgsdienst sprak ik met 'Moustafa'. Hij vocht als rebel in Libië. Halverwege het gesprek wees hij op zijn borst. ‘Hier werd ik geraakt door een sluipschutter.’ Hij viste een kogel uit zijn jaszak. De kop was geplet. ‘Gelukkig had ik in Rotterdam een kogelwerend vest voor 400 euro gekocht.’
De oorlog in Libië is zo goed als gestreden maar de strijd zit nog in het hoofd van de Nederlands-Libische vrijwilliger die zeven maanden heeft meegevochten. Met zijn zwarte baret, kaki legerbroek met opgenaaide zakken en zwart baardje dissoneert hij tussen het keurig geklede publiek van het 1e Klas restaurant op het Amsterdamse Centraal Station waar we elkaar spraken. ‘Ik voel me als Che Guevara.’
Onze ontmoeting is een hernieuwde kennismaking. Tweemaal eerder troffen we elkaar tijdens de burgeroorlog die officieel 23 oktober is beëindigd. Op diens verzoek luidt zijn nom de guerre ‘Moustafa’ zodat zijn identiteit geheim blijft. Hij is namelijk bang dat de Nederlandse justitie komt vragen ‘wat deed je daar?’ Maar ook borrelt tijdens het gesprek de onzekerheid op over de toekomst van zijn geboorteland. ‘De islamisten vinden het misschien helemaal niet leuk wat ik zeg.’
In 1993 vluchtte hij naar Nederland, nadat de geheime dienst van Gaddafi lucht had gekregen van zijn geschreven illegale vlugschriften. Hier vond hij werk, een vriendin en kreeg twee dochters. Het rustige leven veranderde toen de Arabische Lente half februari van dit jaar in de oostelijke stad Benghazi losbarste. ‘Ik begon met vreedzaam demonstreren voor de Libische ambassade en de Tweede Kamer, maar dat hielp niet. Gaddafi sloeg de opstanden in de steden neer.’ Via Egypte reisde hij naar de rebellen-hoofdstad Benghazi en meldde zich bij de ‘Tripoli Brigade’ die later opging in de ‘17e Februari Brigade’. ‘Ik was de zevende vrijwilliger die zich aansloot. We zouden groeien tot zo’n 1.500 man. Er zaten veel Amerikanen, Canadezen en Grieken tussen, en ook nog twee andere Nederlanders.’
Zijn vertelstijl is vriendelijk en zijn bescheidenheid groot als het gaat over zijn aandeel in de Libische revolutie. Omdat het oostelijk front weinig progressie opleverde, ‘het rolde heen en weer tussen Brega en Benghazi’, reisde de groep via Tunesië naar de westelijke Nafusa-bergen. Onder het restauranttafeltje stroopt hij zijn linkerbroekspijp op en toont inmiddels genezen wonden, kleine ronde donkere plekken. ‘Die liep ik op tijdens een van mijn zwaarste gevechten bij de stad Nalut. De troepen van Gaddafi wilden onze enige aanvoerweg afsnijden. De mortiergranaten sloegen overal in. Vier jongens zijn we toen kwijtgeraakt, de dood was zo dichtbij.’
Nippend aan de koffie roemt hij de kameraadschap tussen de strijders. Bij de bestorming van Gaddafi’s hoofdkwartier Bab al-Azizyah in augustus raakte een medestrijder gewond door een schot in de arm. ‘Hij zei: laat me.’
‘Ik riep: ‘Ik laat je niet in de shit. Ik breng je in veiligheid.’’
Bij de reddingsactie raakte hij zelf ook gewond. Hij stroopt zijn rechtermouw van zijn donkere sweatshirt en toont het volgende litteken. Al die tijd droeg hij een uniform van het ‘Korps Mariniers’, het was afgedankt legerplunje dat rijke sponsors de brigade hadden gegeven. ‘Mijn commandant wilde dat ik het Nederlandse vlaggetje eraf trok. ‘Ik zei: ‘Nee, dat is ook mijn land.’ Bovendien een blijk van erkentelijkheid. ‘Zonder de NAVO was de opstand nooit gelukt.’
Bij thuiskomst vroeg een dochter of hij mensen had doodgeschoten. ‘Ik vertelde dat ik niemand in de ogen heb gekeken en vervolgens gedood. Ik vocht door te schieten en dan snel weer dekking te zoeken.’ Zijn specialiteit was trouwens het bedienen van een kanon dat op de laadbak van een pick-up was gemonteerd. ‘Volgens mijn kameraden trof 90 procent van mijn schoten doel.’ Ondanks zijn aandeel in een bloedige strijd, die naar schatting enkele tienduizenden Libiërs het leven heeft gekost, werpt ‘Moustafa’ zich op als beschermer van mensenrechten. Niemand werd mishandeld in zijn aanwezigheid, stelt hij. ‘Drie gevangen genomen Oekraïners heb ik teruggebracht naar hun ambassade.’ Die medemenselijkheid geldt niet voor alle opstandelingen, weet hij. Rebellen uit de stad Misrata lagen maandenlang onder vuur van Gaddafi. ‘Die krijgen psychische klachten als ze niet kunnen schieten.’
Over een paar dagen gaat hij terug naar Libië. Nee, niet om te vechten. Militair zijn is over. ‘Ik ga handel drijven in waspoeder en auto’s.’ Over de toekomst heeft hij zo zijn twijfels. Het gevaar ziet hij niet in opstandige stammen of een wederopstand van Gaddafi-getrouwen. De anarchie zal ook wel meevallen. ‘Oud-strijders hebben de keus: of zich aansluiten bij het reguliere leger of hun wapen inleveren en terug naar huis.’ Wel is hij bang voor de toenemende invloed van conservatieven en de islamitische wetgeving, de sharia. ‘Ik ben niet de man om vijfmaal daags te bidden. Ik hou van een biertje.’ Binnen een jaar staan de eerste vrije verkiezingen ooit in Libië gepland. Dan weet ‘Moustafa’ of zijn belangeloze inzet zin heeft gehad. Het liefste ziet hij de seculieren en de liberalen winnen. ‘Maar ik weet niet welke kant het opgaat.’
Bij het schrijven belde ik nog even rond met de vraag of 'Moustafa' strafbaar is geweest. Het ministerie van Binnenlandse Zaken zei me dat vechten bij de rebellen tegen Gaddafi niet tot verlies van de Nederlandse nationaliteit leidt, ‘omdat ze niet gericht was tegen een bondgenoot van Nederland.’ Het ministerie van Buitenlandse Zaken weet niet hoeveel vrijwilligers met een Nederlands paspoort hebben meegevochten in de Libische Revolutie (17 februari - 23 oktober 2011).’Ze melden zich niet bij de ambassade.’ Mocht u er nog een kennen, laat me het weten.
Het verhaal staat in De Pers. De foto nam ik in augustus in Tripoli in het inmiddels vernielde Bab al-Azizyah, maar de jongen is niet Moustafa. Andere verhalen over Nederlanders vechtend onder vreemde vlag kunt u lezen in mijn laatste boek 'Rebellen met een reden.'
Labels: huurlingen
op Twitter: @arnoldkarskens
op Facebook
Steun de stichting Onderzoek Oorlogsmisdaden
Nodig Arnold uit voor Spreekbeurt of Masterclass
2020. Voor verraders zou geen plaats zijn...(ism Cees van Hoore). Het ontluisterende verhaal over de vervolging van WO2-misdadigers in Nederland tussen 1945 en 2020. Bestel
2019. Alle pijn van de wereld. Een roman over oorlogsverslaggeving die de kern én de gevolgen van een goddelijke gekte blootlegt. Bestel
2020/2019/2018/2017. Een opzienbarende verzameling van fouten, halve waarheden en hele misleidingen door de NOS. Gratis te lezen op de weblog.
2018. Operatie laat niets in leven. (ism Henk Willem Smits) Het bizarre leven van Guus Kouwenhoven, Nederlands grootste oorlogsmisdadiger van de laatste decennia. Bestel
2018: Nepnieuws explosie. Desinformatie in de Nederlandse media (bijdrage). Bestel
2016. Help, er staat een terrorist in mijn keuken - tips en overlevingslessen bij een terreuraanslag thuis, op het werk of op het terras. Bestel
2009. Het verhaal van Nederlanders die vochten onder vreemde vlag.
2002. Een overlevingshandboek voor journalisten, hulpverleners en avonturiers.
2001. Pleisters op de ogen, pleister op de mond. De geschiedenis van de Nederlandse oorlogsverslaggeving van Heiligerlee tot Kosovo.
1995. Autobiografische verhalen uit de oorlog.
Voor de volledige lijst zie KB.nl of Klik hier voor meer info over deze boeken